50+ zonder Harley Davidson

JumpLarge

Voor iedereen bestaat een label. Een definitie van wie je bent of behoort te zijn. Bij twijfel hierrond vinden we redding in het zogenaamde rolmodel. Op televisie spot ik een hippe vijftiger die wuivend met zijn nog glanzend zwarte haren doorheen een reclamespot dartelt. Een andere dist gevatte quotes op in een laatavond show. Ook James Bond wordt een jaartje ouder. Vijftig, maar hij draait de stoute blondines nog sneller om zijn vinger dan de jonge Sean Connery. Iets met sexy grijze manen. Zo zit het dus: dit kapsel behoor ik te hebben, zo moet ik vrouwen benaderen, dat is de juiste carrière move, belegging of ochtenddeo.

Eerste constatatie: voor vrouwen is de menukaart veel uitgebreider dan voor mannen. Hun stijlcontouren zijn precies omlijnd. Relatie issues en moederschap zijn voorzien van stappenplannen en gespecialiseerde columnistes. Ik kijk jaloers naar het stapeltje vrouwenboeken in de boekhandel: ‘De ontembare vrouw’, ‘Vrouwenpower’, ‘De pelgrimstocht op hoge hakken’, ‘Het Borsten boek’, ‘Haar orgasme boek’ of ‘Dansen in de hemel’. In paniek zoek ik naar mijn rayon. Boeken voor mannen. Als het even kan voor vijftigers.

‘Mannenboeken?’ De verkoopster kijkt me aan alsof ik van Mars kom. Een geluk bij een ongeluk zo blijkt want er is een boek waarin mannen ook daadwerkelijk vandaar afkomstig zijn. Haar te lange roodgelakte nagels veroorzaken een staccato getik bij het scrollen naar nog meer titels.

‘Ha, hier nog iets: De terugkeer van de koning.’ De verkoopster kijkt me aan alsof ik moet gered worden van een gewisse ondergang.

‘Wel op bestelling. Of wacht ‘ns even, er zou nog een exemplaar in voorraad moeten zijn.’ Ik tsjok achter een wuivend rokje aan, de zoektocht naar de identiteit van de vijftiger in handen van een nonchalante jonge deerne.

‘O hier zat het. Niet echt op zijn plek. Ja, waar steek je nu zoiets?’

Ik trek huiswaarts met de koning, mijn eerste identiteitsduiding binnen handbereik. Fier als een gieter deponeer ik de royale titel naast de weelderige stapel van mijn vrouw. Geboeid begin ik te lezen over mijn nakende koningschap. De afgunst blijft. Ik wil net als vrouwen bedolven worden onder een compleet gamma aan sexy labels. Ik wil net als haar kunnen grasduinen in magazines en mogen twijfelen tot welke categorie ik wil behoren. Er oeverloos bij een glas wijn gedachten over wisselen met seksegenoten. Er nachtenlang van wakker liggen om dan badend in het zweet wakker te worden na een vreemde droom: ‘Zou ik echt een koning kunnen zijn?’.

Mannen moeten het met minder doen. Veel minder. Nu en dan een nieuwe trend. De laatste die ik hoorde was de metro seksueel en ook deze is alweer passé. Sowieso een label met een vervaldatum, geen vijftiger die zich zoals David Beckham nog durft te showen in een slip van H&M, de stoere bobbel strak in het design. Ik verdiep me verder in de voorbereiding voor mijn koningschap. Eindelijk bots ik dan toch op een menuutje. De koning is immers niet alleen, in zijn gezelschap figureren de wildeman, de magiër, de krijger, de minnaar, en zelfs de heilige. Ik raak alsnog in de war, wat me hoopvol stemt.

Ik leg het boek opzij en besluit persoonlijk onderzoek te doen. Geen vijftiger die aan mijn research zal ontsnappen. Ik ga hem opmeten, zijn gebaren gadeslaan, pulken aan zijn snor, observeren hoe hij spreekt, hoe hij lacht. Lacht hij nog überhaupt? Welke zonnebril draagt hij, welke wagen onder zijn kont? Doet hij aan duursport of mikt hij op café met dartspijltjes? Worstelt hij met vrouwen, hangen ze aan zijn lippen, misschien zelfs nog wat meer? Heeft hij een pensioenplan, extralegale voordelen, een beleggingsadviseur? Bedrijft hij de liefde met of zonder pilletjes, gadgets uit lichtschuwende brochures? Is hij succesvol, een loser, of iets daartussenin?

De wachtrij op zondag bij de bakker is de eerste steekproef voor mijn nog prille onderzoek. Ik zie hoe een Jeep Cherokee voor de winkel parkeert. Niet zonder enige moeite klimt een man uit de auto waarvan de rimpels vijftig en een beetje doen vermoeden. Hij draagt een short met cowboygesp en een ruitjeshemd dat er niet echt bijpast. Met een vlotte beweging scharniert hij een donkere zonnebril tot boven op zijn kalende hoofd. Een bosje sleutels rammelt in zijn handen. Na een druk op de knop kijkt hij achteloos achterom naar de knipperlichten die twee seconden tot leven komen. Achter in de jeep een herdershond die zenuwachtig rondjes draait.

Nu hij in de wachtrij heeft plaatsgenomen beginnen nog meer details zich te onthullen. Een aankomend buikje, het equivalent van een vrouw, vijf maand ver. Hij maakt geen contact voor een praatje over het goede weer. Nochtans altijd een geschikte openingszin bij de bakker. Uit zijn zak floept een smartphone waar zijn vinger neurotisch over scrolt. Hij leest een krantenberichtje, een wedstrijdverslag of zo. 2 – 0 voor Anderlecht. Daarna checkt hij zijn mailbox. Niets nieuws, wat hem enigszins ontgoochelt. Plots een ringtone die lijkt op het gerinkel van een antieke telefoon. Dat is tegenwoordig in. ‘Ja, ik breng nog 3 extra croissants mee.’

Voor mij in de rij wordt mijn aandacht nu getrokken door een andere vijftiger. Hij is per mountainbike, aan zijn trainingsbroek hangen streepjes modder. T-shirt met opschrift ‘I love NY’. Geen gadgets tot dusver, of toch: een hartslagmeter. Hij grist een flyer mee van een concert van Hortus Musicalis. Ze brengen binnenkort Carmina Burana. De Tibetaanse klankschaal introductie laat hij liggen. Hij propt een zak met pistolets in zijn rugzakje en maakt ondertussen een flauw grapje tegen de verkoopster. Iets over een politicus die onlangs een slagroomtaart in het gezicht kreeg. Hij betaalt gepast tot op de centiem, graait bij het buitengaan alsnog een klankschaalfolder mee. Dit zijn dus vijftigers, maar wie is representatief? De succesvolle gezette zakenman in zijn technologische cocon of de sportievere en ietwat socialere versie die klassiek gaat, met optie voor alternatief?

Tijd om het internet in te schakelen. Wat weet Google over vijftigers? Bingo, een sexy label pronkt meteen tussen de hits. Mijn vreugde is van korte duur want de ‘wifty’ blijkt een vrouwenclub (‘woman in their fifties’). Geen ‘mifty’ the bespeuren. Beter van niet, het klinkt als de naam van een dwergkonijn of een knuffelbare Disney held. Mannen van vijftig op zoek naar een identiteit zijn best flexibel, binnen bepaalde grenzen.

Net op het moment dat ik de laptop bijna dichtklap zie ik tussen de Google hits iets over een magazine voor vijftigers. Het heet Plus Magazine en mikt op een doelpubliek tussen 50 en 64. Snel even over en weer naar het krantenwinkeltje in het dorp. Ik kijk genoegzaam naar mijn buit, een eigen magazine waar veertigers en dertigers alleen maar jaloers naar kunnen lonken. Ik haal een blikje Jupiler uit de koelkast. Milieubewust als ik ben probeer ik alle nodeloze verpakkingen te vermijden. Dit is de zonde die ik me alsnog permitteer. Het is een ritueel: het koele blikje voelen in de handpalm, genieten van het klakkend geluid van het lipje wanneer je het stoer opentrekt en dan het water in de mond voelen komen wanneer een beetje bierschuim traag maar beslist uit het blik te voorschijn kruipt. Het voorspel is alles, bij elke slok erna tuimelt het genot gradueel omlaag. Ik geniet van de eerste teug, zet het blikje neer en neem het magazine met beide handen beet.

Op de cover prijkt een lachende dame die vijftig lijkt en ook weer niet. Haar lippen hebben een felle roze teint, ze heeft marineblauwe ogen en haar wenkbrauwen zijn geëpileerd met chirurgische precisie. Haar linkerhand rust nonchalant en poseerderig tegen haar hoofd, ze draagt een pluizige pullover in gebroken wit waaruit haar ranke nek naadloos oprijst. Geen rimpeltje te bespeuren, zelfs geen begin van een flets walletje onder de ogen. Ik vraag me af of dit niet gewoon de Flair is, met een andere titel overplakt. Ik sla de cover om en zie hoe de eveneens rimpelloze hoofdredactrice me op pagina drie ontwapenend toelacht. Ze draagt een oranje hemd waarvan twee knopjes voorzichtig losstaan zodat een bescheiden décolleteetje het daglicht ziet. In haar editoriaal is het thema metamorfose. Meer bepaald een make-over van je huis. Hoe je oude meubels of decoraties best eens wegflikkert of, nog veel beter volgens haar, je het ganse huis een frisse beurt kan geven. Totaalrenovatie is het codewoord.

Op de achterkant van de cover en tegenover de hoofdredactrice maakt een andere dame publiciteit voor een gezichtscrème. Zowel Day als Night inzetbaar. ‘Voel je jong en straal het uit’ is de marketing leuze waarop een gans team ambitieuze jongelieden maandenlang heeft zitten broeden. Na het opsommen van enkele exclusieve ingrediënten kom ik te weten dat deze crème de oorzaken van ouderdomsvlekjes aanpakt. Dat mijn huid er steviger en gladder van zal worden. En dan een instinker: ‘Mooi ben je op elke leeftijd, ook de jouwe.’ Vrij vertaald: als je vijftig wordt en je wil er een beetje mooi en rimpelloos blijven uitzien kan je best industriële hoeveelheden van onze crème bestellen. Stante pede. Bij een grondige make-over van het huis zou het niet passen om zelf met een aftakelende façade achter te blijven. Dat zou niet staan tijdens de housewarming party van het nieuwe interieur.

Drie pagina’s ver en het enige wat ik al geleerd heb is dat een trio vrouwen me aanraadt elk uiterlijk kenmerk van 50+ zo snel mogelijk te counteren. En dat ik best mijn portefeuille royaal opentrek om me te ontdoen van Ikea-meubels en afblekende gordijnen. Snel even doorfietsen naar de inhoudstafel. Het kan alleen maar beter worden. Misschien staan er ook wel dingen in voor de mannelijke vijftiger. Via een studie van zijn interesses kom ik beslist weer een stapje dichter bij een definitie van zijn identiteit.

In de rubriek ‘Recht’ vind ik artikels over verzekeringen, beleggingen en burgerlijk recht. Financiën, het is alleszins een thema waar de man des huizes altijd zijn zegje in wil doen. En een geïnformeerde man is er twee waard. Ik leer dat 95% van de 50-plussers een familiale verzekering heeft. En dat van de overige 5% er 7 op 10 zijn verzekering heeft opgezegd omdat hij/zij er het nut niet meer van inzag.

Toegegeven, mijn relatie met verzekeringen is redelijk banaal. De noodzakelijke dingen, klaar. Maar wat is noodzakelijk? Een paar jaar terug is er een storm. De wind steekt almaar feller op. Ik kijk uit het raam naar de garage. Die staat een paar meter van het huis verwijderd. De garage heeft een V-vormig dak met shingles, een soort kunststof flappen met een grindlaagje die op het hout genageld zijn. Ik zie hoe een rukwind een shingle aan de rand van het dak optilt en losrukt. Hij wordt meteen over het dak richting buren gekatapulteerd. Dan gaat het plots snel. De ene na de andere scheurt door de nagels heen en veroorzaakt een lawine aan rondvliegende shingles. Het had kunnen dienen voor een scène uit Kill Bill waarin de heldin op miraculeuze wijze messcherpe projectielen ontwijkt, door slechteriken vakkundig in haar richting gelanceerd.

Als de storm is gaan liggen bel ik aan bij de buurman. Of hij schade heeft? Ik raap de shingles op die her en der verweesd in zijn tuin liggen. Twee op de bodem van zijn vijver, waarin Koi-karpers zenmatig rondzwemmen alsof er niets gebeurd is. In een balk aan het terras zit een diepe snee.

‘Het was alsof er messen door de tuin vlogen,’ vertelt de buurman nog met enige opwinding. Hij heeft het spektakel vanop de eerste rij gezien.

‘De koi’s lijken ok. Ze moeten de zinkende projectielen tijdig ontweken hebben.’

‘Dure vissen?’ vraag ik nieuwsgierig.

‘Ja, dat loopt snel op. Hangt af van hun kleurpatroon. Op beurzen gaan ze honderden euro’s per stuk. Soms nog meer.’

‘Maak je geen zorgen. Ik ben verzekerd,’ bluf ik. ‘Moest er toch iets zijn.’

Ben ik verzekerd? Thuis kijk ik het snel even na en ook de makelaar bevestigt. Het zit in de standaard verzekering. Het is het moment dat ik zweer me nooit nog bijkomende verzekeringen te laten aanpraten. Want als ik standaard verzekerd ben tegen de mogelijke onthoofding van de koi karpers van mijn buurman, dan lijkt het me dat elke extra verzekering uitblinkt in overbodigheid.

Zo verduidelijkt het artikel ook dat wanneer ik met mijn fiets op een auto knal de familiale verzekering de schade aan de auto zal vergoeden. Dat zou toch het laatste van mijn zorgen zijn wanneer ik met een hersenschudding en drie gebroken ribben in het hospitaal beland. En gezien het naar XL neigende wagenpark vraag ik me af of ik überhaupt nog kan botsen met een wagen eerder dan eronder te verdwijnen, ergens kermend tussen uitlaatpijp en aandrijfas. Nog even en ik kan er gewoon onder door fietsen. Familiale?

Ik blader door en wissel mijn roekeloze omgang met een prettig verzekerd bestaan in voor de gezondheidsrubriek. Hoe je van slaappillen kan afraken. Werkt namelijk verslavend. Het artikel neemt meteen de koe bij de horens door een getuigenis van een man op te voeren. Slaagt er maar moeilijk in om van die dingen af te raken. Stress weet je wel, zo is het begonnen. Nadien volgt duiding van een specialist en een resem bullet points met tips. Om te besluiten het getuigenis van een vrouw die er mits wat doorzettingsvermogen een punt achter heeft gezet. ‘Want als je echt wil kan je best heel veel,’ vertelt ze fier. In tegenstelling tot de man heeft zij wel een foto waarop ze flink glimlacht en straalt. Het zelfbeeld van de mannelijke vijftiger krijgt alweer een nieuwe deuk.

Bij de man blijkt het een hopeloze zaak om zijn uiterlijk op peil te houden, nergens vind ik exemplaren die poseren met nachtcrèmes of komkommerschijfjes. Ze worden bovendien een beetje lomp en verzekeren zich best tegen valpartijen in de eerste sneeuw. Tegen het met fiets en al verdwijnen onder SUV’s en tegen onthoofding van koi karpers door rondvliegende garage shingles. Door de stress slikt hij wel eens iets waar hij nadien wegens gebrek aan karakter niet meer vanaf raakt. En als klap op de vuurpijl best alles twee keer herhalen tegen hem: tegenover het slaappil artikel maakt een ernstig kijkende man reclame voor hoortoestellen. Grossiert in rimpels bovendien.

Koortsachtig zoek ik verder naar iets uplifting voor de mannelijk vijftigplusser. Een beleggingstip dan maar: investeren in garages. Die zijn er namelijk te weinig in de steden. Als je er een koopt kan je er lekker veel huurgeld voor aftroggelen bij de iets minder gefortuneerde medemens. Toegegeven, je geld parkeren in garages is een betere optie dan het te verstoppen onder de matras. Wij mannen hoeven het toch al niet uit te geven aan gezichtscrèmes en de laatste lentemode. Volgende pagina.

Yes! Eindelijk! Plus Magazine: alles is vergeven. Een man van 53 met een flinke bos zwart haar poseert fier met een elektrische gitaar. Hij heeft een Status Quo tribuut band opgericht, treedt tientallen keer op per jaar. En laat nu net Status Quo mijn favoriete band zijn toen ik zestien was. Hoe we met klasgenoten in een achterlokaaltje naast de refter op vrijdagmiddag vinylschijven mochten beluisteren. Hoe we stiekem op de banken sprongen en luchtgitaar speelden bij de lange intro van ‘Whatever you want’. Hoe we headbangden tijdens ‘Get down deeper and down. Down down deeper and down ‘. Deze vijftiger redt in zijn eentje de tot nu toe weinig rooskleurige mannelijke 50+ identiteit.

Plus Magazine presenteert een interessante staalkaart van wat de vijftigplusser bezighoudt. Of toch een meer dan behoorlijk en kapitaalkrachtig deel ervan. Ergens verscholen in het magazine vind ik publiciteit voor de 50+ Zenith beurs, zowaar net bezig. Onmiddellijk verander ik mijn plannen voor de namiddag, verzin een smoesje om onder een afspraak uit te komen. Nog geen uur later sta ik op de Heizel. Vijftig is de enige leeftijd die haar eigen beurs kan claimen. Het kan niet anders dan dat de identiteit van de vijftiger hier verder te achterhalen valt. Op een beurs weten ze precies hoe een doelpubliek eruit ziet. Hoe ze lachen, hoe ze ruiken, hoe ze rijden, hoe ze eten, hoe ze vrijen en vooral hoe ze verleid kunnen worden met vernuftige marketing strategieën. Dit is het hol van de leeuw.

De drie thema’s van de beurs geven meteen een schat aan informatie over de vijftiger: leef, zorg, geniet. Onder ‘leef’ staat als subtitel ‘zich goed voelen, een verzekerde toekomst’, met verzekerd in drukletters. Ik leer dat het leven van de vijftiger zich best nestelt onder de hoede van banken en verzekeringen, tweede verblijven en testament.be. Het ideale scenario is dat ik zo snel mogelijk mijn financiële schaapjes op het droge haal. En daarna ergens in een stulpje aan zee uitzoeken hoe ik alles zo taxvrij mogelijk zal kunnen overdragen aan de volgende generatie. Als ik me tussen de ‘leef’ standhouders begeef breekt het angstzweet me uit. Ik krijg visioenen van gladde verkopers die plots van bovenop hun stand enorme fuiken uitgooien. Hoe ze hun doelgroep en vooral hun geldbeugel met vereende krachten trachten binnen te lijnen. Maar nood breekt wet, ook al word ik loslopend wild tussen kwijlende jagers.

Testament.be heeft bijna een derde van zaal 3 geconfisqueerd. Elk goed doel heeft een hokje waar een vrijwilliger geduldig wacht. Meer bepaald op een genereuze passant die bij zijn dood geld veil heeft voor de bescherming van Afghaanse windhonden, voor onderzoek naar kanker, reuma of Alzheimer, voor Spullenhulp, een Salvatoriaanse hulpactie of voor Think Pink. Onder vijftigplussers is er een groot en veelal onzichtbaar leger vrijwilligers dat zich inzet voor goede doelen. Noem het de nieuwe zingeving.

De zorgsectie is een medaille met twee kanten. Voor zij die er nood aan hebben is het fijn om te weten wat er allemaal bestaat. Alle anderen vragen zich af of dit een voorproefje is van wat hen later te wachten staat: een badrandbeugel om veilig in en uit bad te stappen, incontinentiemateriaal voor als het onderaan begint te lekken, op maat gemaakte hoorapparaten. Op een stand kan je alvast laten checken hoe het zit met je gehoor.

‘Dag meneer, even een korte test doen?’ Nog voor ik kan antwoorden voel ik een hoofdtelefoon op mijn hoofd neerplanten. Ik moet op knopjes drukken telkens ik links of rechts een pieptoon hoor.

‘Ok meneer, even kijken naar het grafiekje. Het rolt zo uit de printer.’

‘Hmm, ziet er niet slecht uit,’ zegt het maatpak met een zweem van ontgoocheling.

‘Hier een folder voor moest je ons nodig hebben. Mensen horen het niet graag maar vijftig is nu eenmaal het startschot voor de aftakeling van lijf en leden. Men moet daar niet flauw over doen. Je goed voorbereiden is niets om je over te schamen.’

Ik laat de folder in mijn plastic zakje vallen en haast me naar zaal 2, waar ‘genieten’ het thema is. In de inkomhal naar de zaal is er een stand die inspeelt op de vijftigers die zijn blijven hangen in de sixties en seventies. Er staan twee flipperkasten. Ik lanceer een balletje en luister extatisch naar de kletterende geluidjes telkens de bal een obstakel raakt. Alleen de puntenteller is enigszins ontgoochelend wegens digitaal. De standhouder komt een kijkje nemen.

‘Gaaf hé. Vandaag al vijf verkocht. Zo’n ding in huis, pure nostalgie. Pas op, technisch een hoogstaand product hoor. Uren plezier. Kan je altijd ook mee scoren wanneer je bezoek hebt.’

‘Maar een digitale teller,’ werp ik op. De rechter wenkbrauw van de verkoper gaat de hoogte in.

‘O je bedoelt die mechanische trommeltellers van vroeger?’

‘Inderdaad. Degene die zo tingtingting’ deden telkens de score opliep.’

‘Ho maar, deze doet heus ook tingtingting’.

‘Dat heb ik dan gemist.’ De verkoper zet zich achter de flipperkast en trekt een nieuwe bal op gang. Terwijl hij de bal een paar keer met zijn flippers in alle richtingen katapulteert wijst hij voortdurend naar de teller.

‘Hoor je het niet? Wacht even… nu. Nu deed ie het weer.’ Ik hoor iets dat vaag lijkt op een doffe ting.

‘Trouwens, niks dan problemen met die mechanische tellers. Gaan veel te snel stuk. Ik lever alleen kwaliteit. Zoals die Würlitzer daar.’ Hij wijst naar een jukebox die ritmisch in felle kleuren oplicht.

‘Vandaag al twee verkocht. Bestaan ook voor CDs tegenwoordig. Zelfs de USB stick kan erop.’

‘Niet echt zo retro meer dus,’ probeer ik de man stilaan af te wimpelen. Hij schuifelt wat onhandig op zijn Ambiorix-schoenen en ziet hoe een andere man met een zwarte leren vest de flipperkast uitprobeert. Hij laat me staan en stevent er onmiddellijk op af.

‘Prachtig toch zo’n flipperkast. Vandaag al zes verkocht. Ziet je ’t al in huis, pure nostalgie.’ Ik vlucht weg en besluit de volgende stands voorzichtiger aan te snijden. Ik stap pal rechtdoor op veilige afstand van de standtogen. Vanuit mijn ooghoeken kijk ik naar een kalfslederen fauteuil met ingebouwde champagnebar. Ik negeer vakkundig de werving van nieuwe leden voor de scrabble club, koop geen bamboe hut voor een tropisch tuingevoel en mis de inscheping voor een afgeprijsde cruise langs Noorse fjorden. Ik ga ook geen Dode zee producten smeren, al moet het zowat de enige stand zijn waarbij de dood toch veel aantrek heeft bij de passanten. Ertegenover besluit ik me evenmin te interesseren voor infraroodcabines als alternatief voor een tweede woonst in Benidorm.

Wat doe ik hier? Ik voel de rest van mijn leven plots gereduceerd worden tot een comfortabele maar enigszins bezorgde rit. Hopen op het zo lang mogelijk uitblijven van haperende mechaniek. Kwalen met dreigende namen. En ondertussen: luxueuze bezigheidstherapieën, voor zij bij wie de bankrekening rijkelijk gespekt is. Is dit het?

Ik rijd terug naar huis terwijl het onophoudelijk begint te regenen. Als laatste redplank besluit ik de eigen genen te onderzoeken. Weg met het marktonderzoek, het wordt een gepersonaliseerd label. Misschien heeft mijn definitie altijd diep in mij verscholen gezeten. Op vijftig is ze rijp voor ontcijfering, mijn persoonlijke Da Fifty Code. Pa was ingenieur, techniek gleed door zijn vingers als gewillige boetseerklei. Alles deed wat hij wilde dat het deed. In zijn ogen hangt het heimwee naar de wonderjaren toen televisies, stofzuigers en automotoren nog vlotjes demonteerbaar waren. Sinds de yanks zijn dorp in WOII bevrijd hebben zijn de Verenigde Staten voor hem een heldennatie, daar waar dromen waargemaakt worden en een machtsontplooiing altijd gepaard gaat met inspirerende speeches, triomferende gebaren en een Texaans accent.

Dat stroomt dus al zeker door mijn bloed. Als ingenieur pruts ik niet aan alternators, transistors of versnellingsbakken. Mijn biotoop is bevolkt door flatscreens, computerprogramma’s en waterval displays. Uiteindelijk ook een vorm van boetseren. Ma was geniaal op een heel andere manier. Ze kookte macrobiotisch toen de term nog moest worden uitgevonden. Ze beoefende om zeven ’s morgens de zonnegroet, creëerde binnen het gezin haar eigen oosterse enclave. Later vond ze de weg naar het boeddhisme, vlot laverend tussen lama’s in bordeauxkleurige gewaden, hagelwitte stoepa’s en het van vijf bestaansrijken voorziene levenswiel. Ook daar heb ik van geproefd, mijn eerste geloofsbrieven als spiritueel verdiend. Ik werd gevoed door het oosten en het westen. Nog steeds zit ik geprangd tussen algoritmes en chakra’s, tussen aura’s en de transformatie van Fourrier. Ik ben de ingenieur, de monnik, en alles tegelijk.

Ik hoef geen Harley Davidson om na vijftig terug bijzonder te kunnen zijn. Ik heb voldoende aan de som van mijn verhaal. Ik ben die som. De man die worstelt en triomfeert, die twijfelt en zoekt, inzicht krijgt en ook eens huilt. Die achterhoedegevechten levert met zijn verleden, onvervulde dromen koestert. Zijn hart door vrouwen liet breken en door andere weer liet lijmen. Ja, dat ben ik allemaal. Misschien is vijftig gewoon de leeftijd waarop al die wegen samenkomen. Een kruispunt, een retrospectieve en een keuze.

Het hart heeft het laatste woord. De volgende ochtend word ik wakker en kijk het leven in de ogen. Het overschouwt me met een mysterieuze glimlach, monstert onderzoekend waar ik vandaan kom en waarheen ik ga.

‘Geef je over,’ zegt het zachtjes maar beslist.

‘Volg me. Ik heb nood aan mannen op mijn pad. Mannen zonder opgelegde labels, geen praatjesmakers noch intellectuelen. Authentieke mannen, van wie ik het succes bejubeld heb, in hun diepste dalen altijd heb omhelsd. Met groot respect omring ik deze zoekers. Wanneer ze de rivier aan de vijftigste bocht oversteken wacht hen een geweldige verrassing. Dan neem ik ze mee naar die plek waar ze finaal zullen bloeien. Laatbloeiers verspreiden de verrukkelijkste geur. Plots tonen ze onvermoede kracht, durven kwetsbaar te zijn, tekenen een spoor van wijsheid in hun zog. Ze durven falen en laten groeven toe in hun gelaat. Hun succes meten ze af aan wat ze hebben moeten opgeven om het te kunnen bereiken. Ze laten de wereld na met een verschil.’

‘Kom je mee of blijf je hier?’

‘Spring dan, spring dan diep en zonder spijt.’

2 Comments on “50+ zonder Harley Davidson

  1. Mooi Hendrik…en zeker herkenbaar voor mannen die ook willen weten wat man zijn werkelijk inhoudt en inhoud geeft!

    Like

  2. Prachtig stuk. Dankjewel.
    Voorbij de labels en “hoe je zou moeten zijn” – man of vrouw – jong of oud – …
    Ik heb je stuk gedeeld op de pagina van mijn boek “Niet perfect, toch content”.
    Omdat het zo mooi aansluit. Omdat er tussen alle schreeuwerige slogans en belerende artikels nood is aan nuance, mededogen en ont-roering.

    Ik hoop dat u nog meer schrijft.

    Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: