Het vrouwelijke perspectief

“Hoe doe je dat dan, als man, schrijven vanuit een vrouwelijk perspectief?” Ik kijk op van mijn historische roman “1529”, die ik net voor een goedlachse dame aan het signeren ben met een mooie boodschap. Ze vraagt het met een blik waaruit ik niet meteen kan afleiden of het zuivere interesse betreft, dan wel een lakmoesproef. Ook in de filmindustrie, waar de mannelijke regisseurs over elkaar heen struikelen, is de female gaze al jaren voer voor discussie. Hoewel ik die vraag vroeg of laat verwacht had, doet ze me nog twijfelen. Ga ik door de mand vallen?

De vrouw van de zestiende eeuw is niet dezelfde als nu. De tijden waren zoveel intenser. Ruwer. Met de dood als kind aan huis. Kindersterfte was dagelijkse kost. Indien niet doodgeboren, lagen ziektes op de loer zoals mazelen of pokken, vaak met fatale afloop. Vrouwen ondergingen het, net als hun tweederangsrol. Ze waren gespeend van beslissingsrecht, meestal leefden ze in de schaduw van hun man. “Minder” was de figuurlijke tattoo op hun voorhoofd. Hoe kan het ook anders als kerk en maatschappij de vrouw brandmerken als zotte doos en wulpse, duivelse verleidster. Slut shaming avant la lettre.

Margareta van Oostenrijk en Louise van Savoie, de twee vorstelijke dames die beurtelings in “1529 hun verhaal vertellen, waren geen doetjes. Ook in de adellijke wereld golden de clichés. Maar ze wisten ook dat je als weduwe een pak meer aanzien genoot. Dat je dan wel een en ander zelf kon beslissen. Als vorstelijke weduwe kon je het zelfs tot regentes schoppen. De titel krijgen was daarbij een ding, je eigen koers varen, al dan niet met vrouwelijke touch, een andere. De mannelijke vorsten aan wie ze schatplichtig waren, bezigden een regentes het liefst als handpop. Wat bij deze klasse dames lelijk tegenviel. Dus ja, ik laat ze in het boek stevig hun mannetje staan, net zoals vrouwen nu in topfuncties vaak ambitieuze mannen imiteren en daarbij de macho trekjes niet schuwen. Maar.

Het begin van de zestiende eeuw was ook een opwindende tijd van transformatie op andere vlakken. Een eeuw eerder had ene Christine de Pizan de vrouwelijke kwaliteiten reeds als onbedoelde feministe te boek gesteld, best gewaagd. Haar laatste werk bezingt de lof van Jeanne d’Arc. Die beweging werd verdergezet door de humanisten, zij waren kind aan huis bij Margareta en Louise. Cornelius Agrippa veroorzaakte geknipper van vele mannelijke ogen door te stellen dat de ziel van man en vrouw gelijkwaardig is. Dat werd alleen maar erger toen hij eraan toevoegde dat de vrouw blijk geeft van veel superieure kwaliteiten. Margareta klonk het als muziek in de oren, ze schakelde hem zelfs in voor de opvoeding van enkele prinsessen. Maar wat zijn dan juist die fameuze kwaliteiten?

Margareta en Louise waren buitengewoon intelligente, politieke toptalenten. Doorgewinterde diplomates. Daar kwam je al een eind mee, zelfs in mannelijke machtsbastions. Tegelijk toonden de dames hun kwetsbaarheden, zoals hun zwak voor kinderen. Louise bracht er twee groot, waaronder haar koning. Waakte erover als een klokhen. Margareta kreeg weliswaar een doodgeboren dochter, ze compenseerde dat ruimschoots door zich met kinderen te omringen en in te staan voor een eersteklas opvoeding. Prinsessen probeerde ze zo lang mogelijk te vrijwaren van de geopolitieke huwelijkshandel, ze te wapenen voor een rol van betekenis. Dat zorgende aspect trokken de dames door in hun politieke aspiraties. Het welzijn van de natie en het volk was iets wat ze zagen als een ultiem en hoger doel, iets wat de mannelijke vorsten in hun oorlogswaan bitter weinig kon schelen. Margareta ging zelfs nog een stapje verder, elke week hield ze audiënties voor het gewone volk in haar paleis. Ze luisterde empathisch en hielp waar kon.

Wanneer het aankomt op het beëindigen van een oorlog, is empathie voor de tegenpartij een hulpmiddel eerder dan een zwaktebod. Begrijpen wat de gevoeligheden en de pijnen van de “vijand” zijn, daar gemeende interesse voor betonen, het maakt een wereld van verschil. Margareta voegde daar ook nog het belang van verzoening bij, inclusief de vergeving voor het wederzijdse geweld. Ze deed dat vanuit christelijke motieven, zeker, maar ze meende het ook echt. En boekte er met de Damesvrede een ongeëvenaard, vrouwelijk succes mee. Zou Nelson Mandela hier de inspiratie gevonden hebben voor zijn Verzoenings- en Waarheidscommissies, waarmee hij Zuid-Afrika naar een democratie in plaats van naar een burgeroorlog loodste?

Als man het vrouwelijk perspectief hanteren, de female gaze, is bij voorbaat een riskante onderneming, gedoemd om te rammelen. Maar je kan het wel proberen. Het gaat het er niet om of je het perfect doet of niet. Het gaat erom dát je het doet. Kwaliteiten als empathie en zorgelijkheid mogen we dan meer associëren met het vrouwelijke, ze zijn geenszins buitenaards te noemen, laat staan ongenaakbaar voor mannen. Het nodigt hen simpelweg uit om meer in hun kwetsbaarheid te duiken. Te begrijpen dat ze in die beweging net een authentiekere en krachtiger versie van zichzelf zullen vinden. De paradox is dat een volk zo’n charismatische leider liever ziet komen dan een macho die met een vuistslag op de tafel voor alles een radicale, instant oplossing belooft. De vanuit het hart regerende leider zoekt naar moedige en verbindende recepten om de angsten en uitdagingen in de samenleving te overstijgen, de macho roeptoeter misbruikt ze liever voor het inprenten van doemscenario’s die alleen hij meent te kunnen bezweren met brute methodes, zoals het zoeken naar zondebokken.

Betekent het dat mannen hun letterlijke of figuurlijke zwaarden maar beter opbergen? Indien het zwaard symbool staat voor krachtdadigheid vanuit het hart, is er niets mis mee. Kracht en scherpte met een bloemenrandje. Het is een kwaliteit die deze tijd absoluut kan gebruiken. Ook vrouwen mogen krachtdadig uit de hoek komen, zonder als surrogaatmacho weggezet te worden.

Uiteindelijk is geen enkele kwaliteit gender exclusief, is dat hooguit geworden door eeuwenlange, culturele tradities en stigma’s die van generatie op generatie werden doorgegeven. Dat besef zit in de kern van de huidige bewustzijnsevolutie. De huidige verwarring rond genderfluïditeit, rond halve of hele gendertransities is misschien niet meer dan een uiting van die bewustzijnsbeweging. Dat we alle goede kwaliteiten die traditioneel aan een sekse worden toegeschreven mogen verkennen en eigen maken, er zelfs steeds meer toe uitgenodigd worden. Dat de man daarin nog de grootste stappen te zetten heeft, is een understatement, maar ook de vrouw hoeft niet enkel aan de zijlijn toe te kijken en wordt uitgenodigd om haar kracht te pakken.

Ik kijk de dame aan de signeertafel aan en geef haar een versie van de antwoorden die ik hier heb neergepend, zij het met meer weifelende kronkels. Ik ben duidelijk zelf nog zoekende en twijfel of ik voor de examenvraag geslaagd ben. Ze stelt me gerust. Wanneer ik haar met mijn boek onder de arm zie vertrekken, visualiseer ik dat het vrouwelijke perspectief mag uitdijen over alle mannen, en omgekeerd. Beide perspectieven vloeien morsig door elkaar en creëren een nieuwsoortig bewustzijn, klaar voor het scheppen van de wereld van morgen. Voor een drievuldigheid van veiligheid, hoop en liefde.

Het zwarte gordijn

Bepaalde vrouwen uit de geschiedenis zijn niet gewoon een beetje interessant of inspirerend. Ze zijn noodzakelijk. Zoals mezzo-sopraan Pauline Viardot. Wat zij presteerde op die memorabele oktoberdag van 1849 haalde geschiedenisboeken noch Wikipedia’s, maar is zondermeer voor iedereen een verpletterende les.

“Gelieve plaats te nemen achter dit zwarte gordijn,” gebaarde de ceremoniemeester die dag naar Pauline en de andere vrouwen van het koor. Het was alsof ze in de coulissen werden gezet, met dat verschil dat het doek voor hun opvoering niet omhoog zou gaan en geen enkele toeschouwer een glimp van hun prestatie zou opvangen. Het was ongelooflijk dat ze überhaupt in een kerk mochten zingen en nog wel in de Eglise Sainte-Madeleine in Parijs. Anno 1849 was de kerk was voor vrouwelijke zangkunsten nu eenmaal strict verboden terrein. Het had dan ook heel wat voeten in de aarde gehad om de aartsbisschop te overtuigen een uitzondering te maken. De begrafenis van Fréderic Chopin was nu eenmaal de gebeurtenis van het jaar en helaas had de grote componist expliciet de wens geuit om het requiem van Mozart tijdens zijn uitvaart ten gehore te brengen. De vrouwenstemmen eruit knippen zou zo mogelijk nog meer godslasterlijk zijn, werd duidelijk gemaakt aan de aartsbisschop. Met frisse tegenzin had hij dispensatie verleend mits ze achter een zwart gordijn zouden staan, alsof ze er niet echt waren.

Pauline Viardot was vastbesloten. Niet alleen om de componist de eer te bewijzen die hij verdiende, ze zou zingen alsof het twee meter hoge gordijn er gewoon niet was. Ook al zagen zij en de andere zangeressen helemaal niets van de kist, niets van de mannelijke koorhelft en het orkest, of van de talrijk toegestroomde aanwezigen die een plaatsje hadden bemachtigd, Pauline voelde diep in zichzelf een krachtig, onstuitbaar vuur oplaaien. Ze was nu eenmaal van geboorte een Garcia. Had haar vader niet met gepaste trots meegezongen op de première van de Barbier van Sevilla? En had ze de jarenlange achterklap dat ze vocaal minder virtuoos was dan haar overleden zus niet doen verstommen? Zij had geen behoefte om de zangkrulletjes van haar zus te imiteren, ze drukte haar stempel volgens haar eigen talenten. Eerder dat jaar had ze in de Parijse opera nog geschitterd in “Le prophète” van de grootste opera-componist van het moment, Giacomo Meyerbeer. Welke vrouw had dat op haar palmares staan? En nu stond ze hier onzichtbaar achter een zwart gordijn te wachten tot het requiem van Mozart zou worden ingezet.

Na de uitvaart werd er niet veel gesproken over de homilie of de woorden van lof voor de overleden componist, het ging bijna uitsluitend over de muziek. O ja, de pianostukken waren vlekkeloos gespeeld, maar ook daar ging het weinig over. Wel over het requiem van Mozart. Daarbij ging een bepaalde naam in een opbod aan superlatieven over de tongen. Want een kamerbreed zwart gordijn had niet kunnen verhinderen dat niemand zichtbaarder was geweest dan Pauline Viardot.

Het zwarte gordijn is een hindernis die in ieders leven opduikt. Soms zijn het regimes die een hele natie de mond snoeren door zo’n scherm voor hun neus neer te poten. Soms wordt het ons geflikt door ouders, leraars, klasgenoten, collega’s, zelfs coaches en mensen waarvan je dacht dat ze je beste vrienden waren. De boodschap is altijd dezelfde en wordt gebracht met nuances die gaan van licht insinuerend tot dwingend en repressief: “Je zou beter zwijgen. Je zou beter stoppen met. Omdat. En omdat.” Waarna we vaak dat oordeel overnemen en een stemmetje in onszelf ons aanraadt om achter dat zwarte gordijn plaats te nemen en daar stilletjes te blijven zitten tot iemand ons toestemming geeft om tevoorschijn te komen.

Het goede nieuws is dat we die toestemming helemaal niet nodig hebben. Indien iemand met een zwart gordijn komt aanwaaien en dacht onze passie of talent te verdonkeremanen, zal ons hart ons blijven influisteren om altijd trouw te blijven aan onze zielenroep, aan onze hartgedreven passie. Om precies dit te doen. Dit originele project. Deze knalvoorstelling. Dit op je lijf geschreven lied. Deze epische wandeltocht. Dit waanzinnige boek. Met Pauline Viardot als mentor aan je zijde.

Flamenco

De Flamenco namiddag in bar Alleluya in Jalon bestaat niet uit zwierige rokken, klakkende voetenkracht of trotse hemelarmen. De schorten van de diensters verwijzen nog enigszins naar ongetemde, Spaanse vrouwenfierheid, ware het niet dat hun dans zich beperkt tot het aandraven van tapasplanken en lokale wijn, slalommend tussen de gastentafels die voor de helft zijn ingenomen door Spaanse familieonderonsjes en voor de andere helft door gemigreerde Engelse pensionados en een worp toeristen. Al snel wordt duidelijk dat Flamenco hier een verzamelnaam is voor “iets muzikaals” en vandaag worden de honneurs waargenomen door een mannelijk duo waarvan de eerste gitaar en zang voor zijn rekening neemt en zijn kompaan een begenadigd percussionist blijkt van alles waar je hand- of voetmatig klank uit kan timmeren. Ze doen wel hun stinkende best, met een overgave waarmee elk nummer het beleefdheidsapplaus weet te overstijgen.

Tijdens het optreden verdwijnen gefrituurde inktvisringen, gekruide gehaktballetjes en patatas bravas in gulzige monden, bier en wijn klokken doorheen dorstige kelen. Roddels en gevatte oneliners keilen over en weer, het gelach werpt zijn bedeesdheid af. Niet zo bij het koppel Engelse bijna-tachtigers aan het tafeltje achter ons. Zij, in zondags klassiek met oorringen die van generatie op generatie lijken doorgegeven. Onder vuurrode wangen blijft haar mond zo strak als een streep, vanuit de mondhoeken bakenen ingesleten kanaaltjes haar kin messcherp af. Haar mannelijke wederhelft draagt een cliché Hawaiihemd met een diepblauwe zee waarop meerdere eilandjes gezellig ronddobberen. Mondhoekgootjes en Schreeuwerig Hawaii wisselen nauwelijks een woord. Ook de wijn die ze rijkelijk laten vloeien kan niet voor meer loslippigheid zorgen, alsof het laatste woord tussen hen al lang geleden is gezegd en dit stuk van hun leven enkel nog gedefinieerd wordt door een comfortabele stiltemars.

Nog tijdens het optreden komt vanachter de toog een oudere man aangeschoffeld tot vlak voor de zanger. In zijn hand een glazen wijnkolf waaruit aan de zijkant een smalle teut als een fallus oprijst. De percussionist roffelt zoals bij een aankomende circusact. De oude man, die met de rug naar ons staat, heft de kolf in de lucht en mikt de wijn door de teut met een pisstraaltje in zijn mond. Althans, zo lijkt het. Een bos aan smartphones legt het tafereeltje gretiger vast dan het optreden van het verdienstelijke niet-Flamenco duo. Pas wanneer de wijnvanger zich langzaam omdraait – terwijl hij blijft doorgieten – blijkt dat hij de wijn niet in zijn mond maar op zijn voorhoofd doet kledderen, waarna het over en langs zijn neus alsnog de weg naar zijn mond vindt. De act, die het midden houdt tussen een kruiswegstatie en een zatte nonkeltruc, oogst bijval. We laten ons vertellen dat het de eigenaar is van de tent die zijn publiek het kunstje van het huis nooit wil ontzeggen. Het niet-Flamenco duo wisselt net geen ogenrol en stemt de instrumenten voor het volgende nummer. Mister Flamenco neemt het handgeklap in ontvangst en druipt af, Bamboleo wordt ingezet.

Wijn Op Voorhoofd heeft de luim van Schreeuwerig Hawaii ondertussen een boost gegeven. Terwijl Mondhoekgootjes afwezig achteroverleunt met het glas in de hand, begint hij naburige conversaties te partycrashen, met wisselend succes. Ook in onze richting gooit hij een grap waar hijzelf smakelijk om moet lachen. Aan een Spaanse familietafel stroopt een bink onder luide aanmoediging zijn T-shirt omhoog. Vanop zijn gespierde rug kijkt een getatoeëerde tijger verschrikt de zaal in.

Het niet-Flamenco duo brengt zijn laatste nummer, de eerste gasten houden het voor bekeken. Wijnflessen worden nagekeken op restanten en geleegd in glazen. Schreeuwerig Hawaii zoekt tijgertattoo op. Of hij ‘m nog eens wil showen? De Spaanse bink blinkt, de tijger nog meer. Ondertussen rekent Mondhoekgootjes af met een Mastercard. Na het intikken van de code zet ze een flashy zonnebril op die de rest van haar outfit degradeert tot een figurantenrol. Vanachter de toog knikt Wijn Op Voorhoofd tevreden de vertrekkende gasten toe. Wanneer ze het pand verlaten, wisselt hij een blik van verstandhouding uit met Mondhoekgootjes, alsof ze samen mijmeren over wat hun leven had kunnen zijn. Schreeuwerig Hawaii tjokt achter haar aan, de wijn bezorgt hem de korte zaligheid waar hij zich telkens weer aan optrekt. Dan pas dringt het tot me door dat het allemaal spirituele leraars zijn, ons wijzend op het belang van niet af te glijden naar commoditeit en een slagveld aan gemiste kansen. Misschien is dat wel de echte geest van Flamenco, dat fiere rechtop vol panache en levensplezier. Dat tomeloze gooien van jezelf in het hart van het leven.

De napalmvader

Het was deze week vijftig jaar geleden dat de iconische foto werd genomen van Kim Phuc Phan Thi, het zogenaamde “napalmmeisje”, dat naakt wegrende na een chemische aanval. Ze werd het symbool van de verschrikkingen van de oorlog in Vietnam en naderhand van oorlogsgeweld tout court. In de krant vertelt ze over haar moeilijke traject, van het fysieke en emotionele leed tot de loutering die ze uiteindelijk vond. Na haar moeilijke reis overheerst de dankbaarheid voor haar rol als universeel vredessymbool. Een mooier en krachtiger verhaal vind je zelden. Maar, vroeg ik me af, hoe verging het eigenlijk de andere kinderen op de foto?

De twee jongens links naast Kim zijn haar broers, in de achtergrond kijkt de jongste met ongeloof achterom. Hoe verliep hun levenspad, hoe hebben zij het verwerkt? In de interviews met Kim blinken ze uit in afwezigheid. Na wat zoekwerk kom ik erachter dat de oudste broer door de napalm een oog verloor, landbouwer is geworden en drie dochters heeft. De napalmvader voelt vaak pijn en kan niet altijd helder denken. De jongste broer lijkt dan weer geruisloos weggegleden in de plooien van de anonimiteit.

Mannen hebben sowieso meer moeite om gevoelens te uiten en al zeker het heftige soort. Ze dragen hun pijn liever in stilte. In de statistieken van gelukte wanhoopsdaden kloppen ze met verve het andere geslacht. Stromae zingt erover op zijn recente album: “On croit parfois que c’est la seule manière de les faire taire. Ces pensées qui nous font vivre un enfer.” Flip Kowlier verwoordt het dan weer zo op zijn nieuwste: “Ik wille niet dai mie ziet. K zitte diepe in ’t geniepe van ’t verdriet.” Het liedje vangt overigens aan met “Ooit spring ik in de vaert”. Dat is een oud West-Vlaams gezegde dat meestal stuitert uit de bittere mond van zij die het niet meer zien zitten. Voor deze mistroostige mannen met gebogen hoofden en korstige, op elkaar geperste lippen is zelden een interview of eerbaar artikel weggelegd.

Mannen hebben altijd een oerinstinct gehad om hun familie te ontzien en af te schermen van hun trauma’s. Liever dragen ze hun eigen hel, indien het moet een leven lang, als opoffering voor de volgende generatie. Een betere toekomst voor zij die na hen komen, dat is hun enige betrachting. Daarvoor houden ze het vol. Gelukkig komt daar steeds meer verandering in, met dank aan artiesten die het bespreekbaar maken – en aan de veranderende tijdgeest.

Mijn grootvader heeft de verschrikkingen van WOI meegemaakt in de loopgraven. En de wapenstilstand was nog niet koud of hij verloor zijn broer en strijdmakker aan de Spaanse griep. Luttele maanden voor mijn geboorte overleed opa. Of hij veel over die vreselijke ervaringen gerept had, vroeg ik mijn vader eens. Met geen woord, luidde het antwoord. Vaak werd opa in de tuin gespot, kronkelend van de maagzweerpijn, alsof alle onuitgesproken gruwel zich daarin had samengebald. Hoe de napalmvader het ervan afbrengt, weten we niet, maar de kans bestaat dat zijn gespaarde oog vaak zielloos voor zich uitstaart naar een onbestemd punt in de rijstvelden.

Vaderdag mag ook een ode zijn aan de oorverdovende stilte van gekwelde kruisdragers, deze kolonne van gestolde mannen, die in noeste opoffering hun enige betekenis vinden. Het is hun manier om weg te plaveien voor hun ontbolsterend nageslacht, waaronder ook de mannen en vaders van vandaag. Op deze dag verdienen zij evenzeer een diepe buiging.

Waarom God de Queen savet

Is Queen Elisabeth een bestoft museumstuk of een onverslijtbare powervrouw met een boodschap? Een week voor de viering van haar “platinum jubilee“ sta ik in Londen te kijken naar de voorbereidingen. Mannen balanceren vervaarlijk op ladders voor het aanbrengen van opzichtig vlagvertoon, festivaltoiletten worden als tiny rijhuisjes naast elkaar neergepoot, security guards struikelen over elkaar of worstelen met walkietalkies.

Zeventig jaar eerder staat Elisabeth in een Keniaanse boomhut door een verrekijker te turen naar nijlpaarden en giraffen, wanneer haar leven compleet wordt overhoopgegooid. De King, haar vader, is niet meer. Ze staart eventjes wezenloos voor zich uit, maar niet te lang. “Rouw is de prijs die we betalen voor liefde” zal een van haar bekendste quotes worden. Anderhalf jaar later wordt ze in Westminster Abbey ritueel gestript tot op haar witte onderkleed om vervolgens als koningin aangekleed te worden, met de kroon als orgelstuk. Vastberaden maar ietwat onwennig zweert ze haar nieuwe status in. Ze is zevenentwintig – en Queen.

Ik observeer hoe de oprijlaan naar Buckingham Palace voor de Jubilee wordt opgeschoond, hoefgetrappel weerklinkt voor een repetitie. Wat moet ik eigenlijk met de Queen, vraag ik me af, en velen met mij. We kennen haar van zwaaihandjes, van lintjes knippen voor een nieuwe ziekenhuisafdeling of metrolijn, van glamourfeesten in Downton Abbey-decors en van het voorlezen van de Queen’s Speech – door de regering geschreven – bij de opening van het parlementaire jaar. Dure, ceremoniële folklore? De monarchie op de schop, wordt zelfs geopperd door een groeiend aantal critici. En toch.

In een van haar allereerste kerstboodschappen zei ze: “Ik kan jullie niet leiden in de strijd. Ik geef jullie geen wetten of spreek geen recht uit, maar ik kan iets anders doen – ik kan mijn hart en mijn toewijding geven aan deze oude eilanden en aan alle volkeren van onze broederschap van naties.” Dienstbaarheid en verbinding zijn haar credo. Achter haar introverte, ietwat rigide voorkomen schuilt een warme vrouw met wijsheid, innerlijke kracht en droge humor. Spiritueel verrast ze. Wars van starre religie zegt ze “dat wij allemaal slechts passanten zijn in deze tijd en plaats, dat we hier zijn om levenslang te observeren, te leren en te groeien, en daarna: we return home”.

Een van haar gevatte observaties is de volgende: “Ik ken geen enkele formule voor succes. Maar door de jaren heen heb ik gemerkt dat sommige eigenschappen van leiderschap universeel zijn en vaak gaan over het vinden van manieren om mensen aan te moedigen hun inspanningen, hun talenten, hun inzichten, hun enthousiasme en hun inspiratie om samen te werken te combineren.”

Ik begeef me terug naar het hotel en kijk ’s avonds op de BBC naar een retrospectieve met nooit eerder vertoonde beelden. Het daagt me steeds meer. Mochten de wereldleiders, leiders op elk niveau tout court, vanuit de ingesteldheid van deze krasse zesennegentigjarige de uitdagingen en conflicten van deze tijd bestieren, we zouden vanzelf ijverige en geïnspireerde bijen worden en deze hectische wereld met vereende krachten op orde zetten. En dan zou “God Save the Queen!” plots klinken als een onverwoestbare leuze van verbinding en hoop.

De robotmaaier in onszelf

“Volgende week komen ze de hoogspanningsmasten ontmantelen,” weet een vriendin en dorpsgenote. We zitten in een loungeset in haar tuin bij te praten over de dingen des levens. De hoogspanningslijn liep pal over het dorp en is fin de carrière, een nieuwe neemt het elders over. De kabels waarop hordes spreeuwen zich vaak keurig naast elkaar oplijnden, zijn al weggehaald. Het was een spektakel dat ik graag gadesloeg: het gehakketak, het luchtballet. Vloog er eentje op, dan volgde de rest. De masten staan er nu bij als verweesde, ijzeren cyclopen, lijdzaam wachtend op kraan en sloophamer.

Tijdens onze gesprekken zoemt een robotmaaier haar stationnetje uit. Dolly, zo is ze gedoopt, trekt kaarsrechte baantjes en werkt het al getrimde gras nog een ietsiepietsie bij. Tussen onze zinnen door observeer ik hoe Dolly, wanneer ze een rand van het gazon bereikt, plotsklaps in de rem gaat, haar richting bijstuurt en voor een nieuw baantje gaat. Soms maakt ze daarbij een ongelukkige keuze, waardoor ze na amper een meter alweer een draaimaneuver dient op te dissen.

We bedenken herbestemmingen voor de masten, moeten ze wel weg? Lijnen met Tibetaanse vlaggetjes. Inpakkunst à la Christo. Verlichting met Eiffeltoren allures. Een koorddansschool voor gevorderden. Het kan Dolly niet enthousiasmeren, ze zoekt haar laadstation weer op. We hebben het over hoe levens lopen. De voorspelbaarheid die erin kan sluipen of evengoed helemaal overhoop worden gehaald, zoals in Oekraïne. Ik bedenk me hoe we onze levens in comfortzones proberen te prangen en netjes tussen hun lijntjes blijven. Voor we het doorhebben, zijn we zelf robotmaaiers. Geen beweging te krom of te frivool. De randen strak, niet eens gekarteld. Capriolen noch molenwieken. Genoegzaam struinen we over platgetreden paden ons leven door.

Misschien staan de masten wel symbool voor de demonen die ons in het gareel houden. De rijzige patriarchen in ons denken, die als nieuwsoortige “God ziet u”-ogen ons reilen en zeilen streng in de gaten houden. Die ons bestoken met gevarendriehoeken en ons behoeden voor elke vorm van avontuur. Onze passies smoren tot ze nog slechts smeulende assen zijn. Onze zinnen doen uiteenvallen in ontzoute woorden. Het grootste leger is er een van robotmaaiers en zijn slagkracht bestaat erin levens te reduceren tot bunkers van spijt over wat had kunnen zijn. Zo worden we spreeuwen op de kabel, geduldig wachtend tot een of andere leider opvliegt om inspiratieloos achterna te fladderen. De uitstippeling van onze weg, uitbesteed aan derden.

Dolly rukt opnieuw uit, als om ode te brengen aan al die sombere stellingen. Misschien is dat wel ons grootste gebrek, dat we te snel nalaten onze dromen na te jagen en ons verrukkelijke licht inruilen voor een comfortabel plekje in de schaduw. Ik neem me voor om de Dolly in mezelf aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en overweeg haar C4. Alsof ze dat opgevangen heeft, gaat ze snel weer schuilen in haar hokje.

Zei de filosoof Kierkegaard niet: “Het leven is een mysterie dat wil geleefd worden, niet een probleem dat moet opgelost worden”? Haal die hoogspanningsmasten toch maar neer.

Amber de Waanzinnige?

“Die was zot,” hoor ik een moeder zeggen tegen het dochtertje dat in het museum verveeld aan haar arm hangt. Ze wijst naar het schilderij waarop Johanna de Waanzinnige met opengesperde ogen voor zich uit staart.

De blikken van Amber Heard tijdens het proces met Johnny Depp schieten bij momenten ook vol heftige emotie, en de media leggen ze gretig vast. Depp de boosdoener? Dat wijf is zelf gestoord, wordt geopperd. Een goede vriendin van Depp noemt haar een “sociopathische showpony”. Een psychologe spreekt dan weer van een theatrale stoornis. Vanaf dan wordt elke getuigenis van haar weggezet als het betere acteerwerk. De rol van haar leven. Daarbij wordt ze niet geholpen door een aantal wat ongeloofwaardige zaken, ze wordt zelfs betrapt op een leugen. Nu is het zeker: Amber Heard is de feeks met een hoek af, Johnny Depp de sympathieke bad guy. Dat hij niet perfect is, geeft de populairste piraat van deze eeuw zelfs ruiterlijk toe. Een lijntje snuiven of je lazarus drinken en wat brokken maken? “You only live once.” Sexy grijns.

Filips de Schone, de gemaal van Johanna van Castilië, haar officiële naam, hield ook wel van een bourgondisch feestje. En van mooie vrouwen. De ene na de andere maîtresse werd besprongen, wat Johanna buiten haar zinnen dreef. Haar afkoelen kon enkel mits een isolatiekuur. Vrouwen zijn nu eenmaal geil én stikjaloers, althans volgens de Middeleeuwse Kerk. Toen Filips onverwacht op jonge leeftijd stierf, zeulde Johanna met haar gevolg de lijkkist bijna drie jaar mee op weg naar zijn laatste rustplaats. Om de haverklap beval ze om de kist te openen zodat ze contact kon blijven houden met haar gemaal in ontbinding. Haar vader greep in en sloot haar voorgoed op. Middeleeuwse collocatie. Bonus: nu kon hij regeren en niet zij.

Het heeft geduurd tot in de twintigste eeuw alvorens een historicus de moeite nam voor een grondige factcheck. Johanna was helemaal niet waanzinnig, zo bleek, wel het slachtoffer van politieke opportunisten die er alle belang bij hadden om haar “loca” te verklaren en van de troon te houden. De – mannelijke – chroniqueurs werkten gewillig mee en verzonnen wilde verhalen om de waanzinmythe kracht bij te zetten. Tot recent met succes.

Kon Johanna driest voor de dag komen? Allicht, en te begrijpen ook, net zoals Amber Heard in de rechtbank haar verhaal bij momenten pittig neerzet. Maar is Amber daarom ook een gestoorde vamp? En waarom vindt men dan dat Depp niet even knetter of violent is? Dat het er in de tragiek van een stukgelopen, destructieve relatie vurig aan toe zou gaan, was te verwachten. Dat er over het gedrag van beiden een en ander te zeggen valt, dat ook. Maar zeker is ook dat Amber Heard niet alleen Johnny Depp en zijn fans tegenover zich heeft, ook een denigrerend vrouwbeeld dat sinds de Middeleeuwen nog steeds overeind blijft.

Het dochtertje in het museum fronst naar Johanna de Waanzinnige. “Waarom was die zot?” vraagt ze. De moeder blijft het antwoord schuldig. Lacherig zegt ze tegen een kennis dat dochterlief in haar waarom-dit-waarom-dat-fase zit.

 “Waarom” is de beste vijand van de mythe, bedenk ik. Amber Heard is niet waanzinnig. Hoogstens gekweld en vooral: gekwetst. Daar kijkt geen kind naast.

Moeders medaille

“Dans les yeux de ma mère, il y a toujours une lumière,” zingt de betreurde Arno met schorre stem, terwijl ik het kadertje met een seventies vakantiefoto in mijn hand klem en nostalgisch de jonge versie van mijn moeder bewonder. In bloemetjesjurk poseert ze fier met haar armen rond haar ietwat bedeesde kroost. Haar rechterbeen een tikje voorwaarts geplant, als subtiel signaal van haar levensenergie en onverschrokkenheid. De enige weg in het leven is vooruit en daar gooi ik me onvervaard in, lijkt ze te zeggen. Of was het toen al een schrap zetten om het evenwicht te bewaren, in wat later een netelig leven met dramatische episodes zou worden?

Het was het jaar waarin ik het woord “tandradbaan” leerde kennen. Dat proefde als een jongensavontuur, het was de spannendste vakantie in mijn nog jonge bestaan. Het treintje knarste en piepte zich de Jungfraujoch op, wat zoveel betekent als “meisjeszadel”. Dat ging bij momenten erg steil en door donkere tunnels, maar de beloning was adembenemend.

De belangrijkste vrouw in ieders leven wordt op moederdag breedlachend voor het voetlicht geschoven. Trots prikken we op social media de foto waarop ze lekker shinet. Mijn gevoel daarbij is dubbel. Ik kan ma’s gloriemomenten en de tomeloze inzet waarmee ze ons onze jeugd heeft doorgeloodst moeilijk in herinnering brengen zonder ook die andere kant van de medaille te zien. Haar jarenlange queeste die de ene keer pijnlijk stuiterde in het donker, dan weer succesvol reikte naar het licht. Weer zie ik de platte plastieken doos met voor elke dag van de maand een vakje, gedoseerd met pilletjes in schreeuwerige kleuren om wat in haar hoofd schetterde tot bedaren te brengen. Of tot heropleving, naargelang. En hoe ook die laatste reddingsboei op een dag lossloeg. Alsof de tandradtrein plots haar grip verloor en achteruit naar beneden denderde, ergens spectaculair knalde uit de rails.

Ik draai de medaille weer om naar de glinsterende kant en krijg alweer een glimlach. Want aan de dageraad van mijn bestaan tot een stuk voorbij de ontdekking van mijn eerste snorhaar was ze daar, in haar enthousiaste bloemetjesjurkzelf. Het tandrad in het midden van ons jonge spoor, dat was zij. Zij hielp ons die uitdagende hellingen op van die turbulente wonderjaren en ze deed het gedreven en onvoorwaardelijk. La lumière dans les yeux de ma mère, dat waren de lampions in onze donkere bergtunnel, wanneer we het even niet meer zagen zitten of moeite hadden te geloven in ons onzekere zelf. Ze deed het en goed ook, tot in het zadel van ons jongvolwassen bestaan.

Toujours une lumière? Niet altijd en dat hoeft ook niet. Tonen dat je met gebogen hoofd en zware oogleden het licht niet meer kan zien, is misschien gewoon een ander spoor. Eentje waarvan het geknars soms pijn doet aan de oren, maar dat ook wijsheid aanreikt en de ziel loutert. Moeder was niet perfect, maar wel perfect voor ons. Daarom eer ik haar op moederdag met beide kanten van de medaille. Fier rechtop aan het tandrad.

Gele kerst

Ik heb hem niet zien vallen. Net daarvoor heb ik de geblokte jongeman met kinderlijk enthousiasme zien staren naar de etalage van de Christmas Shop. Hij viel me op door een fluogele kniebeschermer, die zijn linkerknie kussenzacht omwikkelt. Het was een tersluikse duik, zonder schreeuw en met de ogen toe, alsof hij zelf geen getuige wilde zijn van het onheil dat hem overkwam. Nu ligt hij op zijn rechterzij te spartelen als een vis die op het droge is gehaald. In de winkelstraat draaien hoofden met een domino-effect zijn richting op, opgelucht dat een dame met schijnbare kennis van zaken onmiddellijk komt toegesneld

“Aanval van epilepsie! Komt zo weer goed.” De dame stelt het gelegenheidspubliek gerust, op een toon alsof stuiptrekken in een drukke winkelstraat de normaalste zaak van de wereld is. Ze is vlak naast hem op haar knieën gegaan en heeft zorgzaam een dikke sjaal onder zijn hoofd geschoven. In de etalage boven de onfortuinlijke jongeman zit een kerstman in een rode slee onverstoorbaar belletje te rinkelen, zich van geen kwaad bewust. Naast hem houdt een olijke aap een speelbal klemvast. Nog van de partij in de vitrine: een jongensfiguurtje met een stripfiguurglimlach die wel drie keer zo groot is als de kerstman. In zijn armen balanceert hij een stapel aan cadeautjes. Ook de Engelse telefooncel achter hem is hij al lang ontgroeid. Een pluchen zwaan torent mits het oprichten van haar ranke nek eveneens boven het nostalgische hebbeding uit. Zij is de enige die ietwat empathisch naar beneden kijkt, naar de epileptische jongeman, waarvan de stuipen in ritme zijn vertraagd en uiteindelijk tot stilstand zijn gekomen. Zo ligt hij daar nu in foetushouding met naast hem de geknielde dame, haar ene hand rustend op zijn flank, de andere strelend over zijn bol met millimeterhaar.

De drukte in het etalageraam is vele malen groter dan deze in de winkelstraat, waar de kijklustigen hun weg door shoppingland hebben verder gezet. Het is niet duidelijk of de reddende engel zijn moeder, een vertrouwelinge of een toevallige passante met kennis van zaken betreft. Feit is dat ze samen ongewild een verlengstuk worden van de etalage, een pop-up kerstscène waarvan de betekenis nog duidelijk moet worden.

Rechts van de etalage-kerstman drummen nog andere kerstbubbels samen, zich onbewust van anderhalve meters. Zo hebben drie Engelse paleiswachters in paradekostuum een plek veroverd tussen twee zwanen. Ze trekken de wacht op voor een met rode kerstballen getooide adventskrans, waarnaast een volledig in het wit getooide jarenzestigfamilie met pa, ma en twee tienerdochters het kerstfeest voorbereidt. De ene dochter houdt een zangboekje met kerstliederen opengeklapt terwijl de andere nog lijkt te twijfelen tussen gedwee meezingen of een puberstreek. De kerstgekte deint zelfs uit tot boven de gezelschappen, waar een regen aan kristallen kerstballen en sieraden te blinken hangt, met daartussenin aan touwtjes bengelende ballerina’s en wensfeeën.

De jongeman opent zijn ogen. Heel even viseert hij nog de kitscherige etalage, waar het hem zodanig duizelt dat hij die prompt inruilt voor de glimlach van zijn redster. Ze helpt hem recht en vraagt of het gaat. Hij knikt bevestigend en bedankt haar met een buiging. De jongeman schikt zijn bril goed, checkt zijn kniebeschermer, kijkt om zich heen en maakt zich spoorslags uit de voeten, alsof er niets gebeurd is. Terwijl de kooplustigen weer opgeslorpt worden door de verleidingen in etalages, kijkt de dame hem bezorgd na tot hij om de hoek verdwijnt. Iets rond haar lijkt te glanzen. Ik blijf haar observeren om me ervan te vergewissen dat wanneer ik haar even niet in de gaten zou houden, ze niet stiekem weer plaats zal nemen tussen de feeën in de Christmas Shop.

Ik verlaat de plek van het gebeuren en wandel naar de Bondgenotenlaan. Even een kijkje nemen bij boekhandel De Slegte, waar altijd buitenkansjes te vinden zijn. Een Leuvense versie van de legendarische, Parijse boekenstalletjes op de oevers van de Seine. Tot mijn verbazing staat de jongeman die luttele minuten eerder epileptisch op de grond lag te shaken ook daar te kijken naar de etalage. Niet naar de aangeprezen boeken maar naar enkele duizendstukkenpuzzels, die net als de Engelse paradewachters hier een onverwachte plek hebben weten te claimen. Het zijn puzzels van bekende schilderijen.

Zijn blik valt niet op de puzzel van het wereldvermaarde “American Gothic”, waarop een boer met riek wedijvert met zijn dochter in het trekken van droefgeestige, sippe tronies. Eerder dwalen zijn ogen heen en weer tussen “Sterrennacht” van Van Gogh en “Moeder en kind” van Gustav Klimt. Zijn blik blijft uiteindelijk hangen op dat laatste schilderij, waarop een moeder met goudgele, golvende haren haar kind lieflijk tegen zich aan drukt. Haar hoofd rust op zijn kruin. Beiden houden de ogen gesloten en genieten zwijgend van het intieme moment.

De jongeman gaat de winkel binnen, ik neem zijn plek in voor de etalage. Eensklaps wordt het plaatje me duidelijk. Het epileptische gespartel van de jongen verbeeldde ons worstelen doorheen corona. Ook wij willen dat het eensklaps ophoudt zodat we snel weer kunnen doorgaan als vanouds. Maar dat lukt niet meer, we zijn ontredderd. Voor nu willen we even zelfs geen man meer die op televisie stoer een oplossing aankondigt, die woorden bezigt als curves, strategie of uitrol. Deze kerst willen we gewoon een moeder die haar armen om ons heen wikkelt en met ons naar de sterrenhemel tuurt, naar het geflikker van de Melkweg en het felle schijnen van de gele maan. We willen een moeder die met een enkele vingertop de droefheid uit onze ogen strijkt. Die woordeloos vertrouwen schenkt en strooit met nieuwe hoop en dromen.

De jongeman komt buiten met een brede glimlach. Uit zijn krakende, papieren zak puilen zowel “Moeder en Kind” als “Sterrennacht”. Dit wordt niet de kerst van kindje Jezus. Ook niet van Jozef, de Koningen of herders, zelfs niet van de Heilige Geest. Dit wordt de kerst van Maria. Van een moeder met goudgele haren die zachtjes neuriet en ons wiegt onder de gele maan.

Vallen als Remco

114th Il Lombardia 2020

Aan de vooravond van de Ronde van Lombardije blaakt Remco Evenepoel van zelfvertrouwen. Samen met Wout van Aert hijst hij de door corona en hitte uitgetelde Vlamingen eigenhandig uit hun catacomben. Lethargie en frustratie wijken voor de grootste heropstanding sinds Jezus Christus. De Vlaming ziet het weer zitten.

Toegegeven, ik geniet mee van deze nieuwe Merckx. Branie en talent, al kan je stellen dat zonder die bijzonder gunstige genen Remco misschien amper een postbode zou bijbenen. Geen mens die erom maalt. Wanneer we Remco weer eens met een indrukwekkende solo naar de meet zien peddelen, voelen we ons Asterix die een cohorte Romeinse soldaten op sterretjes trakteert. En dus stemmen we af op koersen die we nooit eerder interessant vonden. Op een wielerwedstrijd tout court.

Ik heb amper de juiste zender voor de uitzending gespot of het beeld valt weg. Onweer in Brussel is de boosdoener, vertelt de commentator. Dan al gaat er een rilling door me heen. Ik voorvoel een doodsmak van Remco, duw dat absurde idee even snel weer weg. Het beeld is terug. Op de Muro di Sormano klimt hij attent mee voorin, alles op schema. De verwachting is dat hij pas op de laatste klim verschroeiend zal uithalen. Eindelijk zijn ze boven op die verschrikkelijke helling met een groepje dat uitgedund is tot een man of zes. De overwinnaar is hier te zoeken. Remco neemt de kop en daalt behendig naar beneden, de rest van de kopgroep volgt in zijn wiel. Ik haal opgelucht adem en verwijs mijn voorgevoel naar de prullenmand. Het komt goed en met mij ruikt elke Vlaming al de overwinning. Op een stuk vals plat beent ook Vincenzo Nibali de kopgroep weer bij. De Italiaan staat bekend als meester-daler en doet zijn reputatie weer alle eer aan. Als een havik stort hij zich naar beneden, de anderen moeten alle zeilen bijzetten om hem enigszins te kunnen volgen. Tiens, Remco nestelt zich in laatste positie van de kopgroep die hij net nog aanvoerde. Ik voel nattigheid. De motard krijgt door de snelheid enkel het eerste paar renners goed in beeld. Plots volgt er een beeld tussendoor van een fiets die tegen een brug staat geparkeerd. Van een renner, zonder de renner. Het duurt nog even vooraleer het daagt dat Remco niet langer in de kopgroep zit. De fiets blijkt van hem. Bange minuten zonder nieuws volgen. Ik voel mijn hart bonzen want het is duidelijk dat hij over dat muurtje in de afgrond is gekatapulteerd. Het lijkt alsof je daar wel eens diep zou kunnen vallen, misschien wel pal in de hobbelige keien van een stromende bergbeek. Het blijkt nog erg genoeg, maar minder dramatisch dan gevreesd. Op een draagberrie wordt hij de steile helling opgehesen. Een bekkenbreuk en een bloeduitstorting in de long zal het verdict zijn. De Vlaming die zich sinds Wout en Remco heeft rechtgetrokken uit de modder, beleeft een uppercut en ploft met het gelaat gelijk weer vol in de smurrie.

Hoe is dit kunnen gebeuren? Dalen is een kunst en Nibali beheerst ze tot in de puntjes. Je moet enigszins ontspannen en tegelijk supergeconcentreerd in het zadel zitten. In de zone, zoals dat heet. Verankerd in het zadel alsof je aan het wegdek kleeft. Alsof je een slangenmens bent die de kronkels van de afdaling bezweert. Remco ging aan het twijfelen. Deze snelheid was buiten zijn comfortzone, hoe vaak hij ook de afdaling op voorhand had verkend. Dat tikje angst sloop om de hoek, net groot genoeg om de natuurlijke souplesse van zijn moves kwijt te raken en die bocht fout in te schatten. Het stilleven van de fiets tegen de brug was oorverdovend. De blitse bolide met het nummer 111 leek nog het meest op een door de eigenaar gedumpte hond, die zich zonder zijn baasje hopeloos verloren wist.

Vallen we allemaal in ons leven niet minstens een keer als Remco? Hebben we allemaal uit angst niet ooit eens een verkeerde beslissing genomen die ons weliswaar geen bekkenbreuk heeft opgeleverd, maar wel andere, soms levensbepalende averij. Bijvoorbeeld omdat we het niet aandurfden te kiezen voor de weg van ons hart en ons dan maar conformeerden naar een grijzer bestaan. Naar een zoutloos compromis. Dat houden we soms heel lang vol. Tot we op een keer figuurlijk vallen als Remco. Elke val, van welke hoedanigheid ook, brengt ons tot stilstand. Tot bezinning. Dat heeft een reden. Het universum geeft ons soms harde maar liefdevolle lessen met als bedoeling ons bewustzijn te verdiepen, de ziel in ons wakker te maken. Om ons inzichten aan te reiken die ons ultiem kunnen doen shinen. Na een val gooien we het over een andere boeg, nemen een radicale beslissing, stappen naar Compostella, maken alsnog de sprong die we eerder niet aandurfden.

Het universum heeft het beste met ons voor, en met Remco: het sterkste bot offerde zich op voor de klap en niet zijn rug of been of knie, die zich veel meer een vogel voor de kat zouden geweten hebben. Vallen als Remco is beslist geen sinecure. Maar als we de les begrijpen, herstellen we vlotter dan verwacht en wordt onze val uiteindelijk een zegening. Voor ons, net als voor Remco. We wensen hem een machtig herstel toe en nieuwe inzichten. Als renner en als mens. Het komt goed, ket.