Sherpa

IMG_4826Sofie had geen flauw benul dat de herdershond haar leven voorgoed zou veranderen. De beslissing om hem te volgen was gevaarlijk, net zoals het verraderlijke pad, dat steeds hoger de heilige berg opkronkelde.

‘Zijn naam is Sherpa. Hij kent de weg,’ had een oud vrouwtje haar niet onvriendelijk toegeroepen. De vrouw had haar grijze, klitterige lokken opzij gestreken en met haar stramme hand een paar voorwaartse hakbewegingen gemaakt. Sofie wilde haar nog extra uitleg vragen, maar toen ze zich omdraaide was de vrouw al verdwenen in haar krakkemikkige huisje tegen de helling, boven het terras van een schrale moestuin. Vanaf nu wachtten Sofie enkel nog beboste flanken, onregelmatige rotspartijen en een pad dat slag om slinger van richting veranderde. Niets zou haar kunnen afbrengen van haar streven om de berg te bedwingen, net zoals ze met de grinta van een toreador in het farmawereldje was opgeklommen van een huppelkont van marketing assistente tot General Sales Manager voor Asia Pacific. Dat het rendez-vous met de heer Sakumori in laatste instantie was geannuleerd – zijn vrouw was onwel geworden, had haar onverwacht een vrije dag bezorgd, en een nieuwe uitdaging.

Sherpa draaide af en toe zijn glimmende hondenogen om naar Sofie, om zich ervan te vergewissen dat ze nog volgde. Af en toe hield de hond halt, zodat ze de tijd kreeg om hem bij te benen, zoals bij een imposante rotspartij halverwege de beklimming, vanwaar het zicht over de vallei adembenemend was. Sofie was aanvankelijk geschrokken, toen de herdershond bij de aanvang van de klim plots en mysterieus was opgedaagd. Hij had een lichtbruine, glanzende vacht en een zwarte snuit, die de minste geur leek op te vangen. Zijn oren waren deels opgericht, deels afhangend, alsof hij zo sneller meende te kunnen omschakelen van een relaxte gemoedstoestand naar een staat van verhoogde alertheid, mocht dat nodig zijn. Blaffen deed hij niet, zelfs niet toen een lynx vanachter een rots was opgedoken en hen beurtelings met indringende blik had aangestaard. Sherpa was pal blijven staan en had de lynx secondenlang recht in de ogen gekeken, tot het roofdier onverrichterzake was afgedropen. Sofie was bang geweest, maar was evenzeer in haar nopjes. Met de handigheid die haar eigen was had ze snel een selfie kunnen nemen, met de lynx duidelijk zichtbaar op de achtergrond. Dat zou klikvoer worden op sociale media, en ook in het bedrijf zou ze er ongetwijfeld mee scoren.

Voorbij een nauwe doorgang, tussen twee huizenhoge rotsblokken door, sloeg Sherpa rechtsaf. Het pad klom niet langer, evolueerde eerder lateraal over de bergflank. Ze waren nog een heel eind van de top verwijderd. Sofie aarzelde. Ze keek hunkerend omhoog naar de berg, die door een tikje sneeuw glinsterde in de zon. Ze droomde van een ultieme selfie op die magische plek. Ze zou eerst haar golvende, halfblonde haren kammen, haar make-up nog even bijwerken. Dan zou ze trachten de hond naast haar te laten poseren. Of misschien ook niet, wat er nog een stuk heroïscher zou uitzien. Zij, Sofie Fleerackers, General Sales Manager van Asia Pacific, die helemaal op haar eentje de heilige berg had beklommen. Ook op haar Japanse zakenpartners zou dit indruk maken en een goede deal beslist vergemakkelijken.

Sofie keek naar Sherpa. De hond wachtte geduldig tot ze hem op het zijpad zou volgen. Misschien is het slechts een stukje, bedacht ze zich, en zal de klim nadien hervatten, zelfs een stuk makkelijker zijn. Ze zette zich terug in beweging. Sherpa kwispelde en hernam zijn gezapige hondentred, zich schijnbaar vergenoegend in zijn gidsentaak. Twintig minuten lang liep Sofie over de flank zo achter Sherpa aan, zonder nog een meter te stijgen. Ze werd ongeduldig, bestudeerde of ze niet op eigen houtje ergens een opwaarts pad zou kunnen nemen. Ze waren een kruising gepasseerd, waarbij die mogelijkheid zich had aangediend. Nog vijf minuten, hield ze zich voor, en dan zou ze naar die plek terugkeren, tenzij Sherpa haar alsnog de berg zou opleiden. Maar de hond had iets anders in gedachten.

Net op het einde van de vijf minuten – Sofie had het minutieus getimed – bleef Sherpa staan voor de ingang van een grot. Hij keek haar uitnodigend aan en drentelde de grot binnen. Dit was allerminst was ze in gedachten had. Tegelijk was Sofie gefascineerd over wat ze er zou ontdekken. Misschien was het een geheime doorgang of zou ze op iets kostbaars stuiten. Sofie betrad de grot. Het was er kil en onaangenaam. Hier en daar vielen waterdruppels met een resonerend plofje in een diepe plas. Het kon Sherpa niet deren. Onverstoorbaar leidde hij haar verder de grot in. Zijn gehijg was duidelijk hoorbaar. Het werd wel erg duister en het was niets te laat toen Sofie een duidelijke lichtstreep in de grot zag binnenvallen, een twintigtal meter voor haar uit. Dat was precies waar de hond Sofie naartoe bracht. Het leek een plek die ooit bewoond was. Tegen de grotwanden werden door de lichtinval afgebladderde schilderingen zichtbaar van natuurtaferelen, vooral van wilde dieren en vogels. Centraal in de ruimte, precies op de plek waar het licht zich een weg naar binnen baande, stond een laag stenen altaar. Sherpa was voor het eerst sinds het begin van de wandeling gaan zitten, pal achter het altaar. Zijn oren waren gespitst, zijn blik verwachtingsvol op haar gericht. Sofie’s aandacht werd getrokken naar een grote kei in het midden van het altaar. Die lag bovenop een briefje. Geen oud perkament, maar een vers stukje papier dat van een blocnote leek gescheurd. Sofie hief de kei op, nam het briefje en las de zin, die er met een bevende hand op geschreven leek. Haar mond viel helemaal open, ze liet het briefje uit haar handen vallen. Ze raapte het terug op en las het opnieuw. Ja, het stond er werkelijk: “Je mag de controle meer loslaten, Sofie.”

Hoe kon dit? Was dit een slechte grap van collega’s, die achter haar rug sowieso roddelden over haar perfectionisme – “Sofietje precies” noemden ze haar soms. Of zaten haar Japanse contacten hierachter? Het moest van iemand komen die haar kende, dat leed niet de minste twijfel. Het handschrift kwam haar allerminst bekend voor. Ze kende niemand die zo beverig schreef. Ze besloot om het briefje mee te nemen voor verder onderzoek en rende de grot uit. Ze moest zich herpakken, geen aandacht schenken aan deze wansmakelijke grap en alsnog de berg bedwingen. Dat was haar oorspronkelijke plan en niets zou haar van dat voornemen kunnen afbrengen. Maar toen Sherpa uit de grot tevoorschijn kwam, draafde hij in de richting vanwaar ze gekomen waren. Op geen enkel moment gaf hij de indruk Sofie alsnog hoger te willen leiden. Alsof de grot de eindbestemming was. ‘Rothond,’ riep ze hem toe. Sofie besefte dat ze het zonder Sherpa niet zou redden. De weg naar boven niet, en ook niet naar het dal. Ze had geen keuze. Tegen heug en meug daalde ze met Sherpa het kronkelende pad af. Dit zou nog een staartje krijgen.

Na een halfuur kwamen ze weer voorbij het huisje van de oude vrouw. Zij was het, die haar had aangezet om dat beest te volgen. Ze klopte met haar vingerknokkels verschillende keren op de krakende, houten deur. De vrouw kwam op haar pantoffels aangeschuifeld. Daar stond ze dan, met haar gelaat vol diepe groeven en een kamerbrede glimlach. Ze mompelde iets in het Japans en stak om onduidelijke redenen haar duim op.

‘Speak English?’ probeerde Sofie. Ze knikte overtuigend neen en prevelde nog een andere zin in het Japans, zonder de glimlach een moment van haar mond te laten wijken.

‘Is this your dog?’ Nog meer Japans. Hier zou Sofie niet wijzer uit worden. Ze nam met ophalende schouders afscheid. Ze zocht de hond. Sherpa was verdwenen, even plots als hij in haar leven was gekomen.

In het dal stevende Sofie recht op de eerste herberg af. Ze had veel te weinig water meegenomen voor de beklimming, een fout die ze nooit een tweede keer zou maken. Er zaten maar weinig gasten. Aan de toog zette een rugzaktoerist een flesje Asahi pils tegen zijn lippen.

‘Where are you from?’ vroeg hij, terwijl Sofie twee limonades tegelijk bestelde.

‘The Netherlands,’ antwoordde ze zakelijk, niet in de stemming om een gesprekje te beginnen.

‘Ik kom uit de Jordaan,’ lachte de niet onknappe man. Veertig en een beetje, schatte ze hem. Sofie keek hem voor het eerst aan, verrast om een landgenoot te treffen.

‘Echt? Mijn ma heeft daar haar jeugd gesleten,’ deed ze een poging tot sociaal. De ober zette een eerste limonade op de toog, die ze meteen half opdronk. ‘Hoe heet je?’

‘Frits is de naam. Ik heb alles verkocht om een wereldreis te kunnen maken. Ik zat in Finance. Niet zonder succes overigens, al zeg ik het zelf. Tot ik me afvroeg: is dit het nu?’

‘En: is dit het nu?’ Sofie zei het met een zweem van ironie.

‘Nu leef ik pas echt,’ lachte Frits zijn kaken breed. Hij wreef over zijn ruwe baardstoppels. ‘Morgen ga ik de berg op.’

‘Kom ik net van. Niets speciaals,’ zuchtte Sofie. Ze leegde haar eerste glas en nam meteen het tweede ter hand, zonder ervan te drinken.

‘En toch wil ik het zien,’ plantte Frits zijn pilsje op de toog. Het gesprekje draaide al gauw op niets uit. Er was geen vibe, zoals Sofie vaak zelf de term hanteerde om aan te geven of een deal zou doorgaan of niet. Haar smartphone piepte. Ongevraagd kreeg ze nog een extra vrije dag voorgeschoteld: de vrouw van Sakumori was gehospitaliseerd, een kleine beroerte. In haar hoofd nam een nieuw plan bliksemsnel vorm.

’s Anderendaags was Sofie al voor zonsopgang op pad. De eerste stralen vielen pas op haar gelaat bij de aanvang van de beklimming. Ze zette er flink de pas in en op ongeveer dezelfde plek, een paar honderd meter voor het huisje van de oude vrouw, verscheen Sherpa terug op het toneel.

‘Ik heb je niet meer nodig, ik ken de weg nu,’ snauwde ze hem toe. Toch liep hij nog een heel eind voor haar uit, zoals de eerste maal. Hij wachtte haar op bij een kruising en maakte, nadat hij haar in de juiste richting had geloodst en ze hem nog een laatste keer had bedacht met “stomme rothond”, nog eerder onverwacht rechtsomkeer. Sofie snelde over het laterale pad in de richting van de grot, zonder een blik te werpen over het landschap, dat er door de lichtinval zo mogelijk nog majestueuzer uitzag dan een dag eerder. In de grot heerste dezelfde contrasterende koelte. Sofie voelde het niet. Het enige wat haar interesseerde was het lage altaar waarop een nieuw briefje lag, onder dezelfde steen. Ze griste het vanonder de kei en las met verbazing: “Je mag wat meer vertrouwen hebben in de waarheid, Sofie.” Weer in vlekkeloos Nederlands, weer met haar naam onder.

Zat Frits hier voor iets tussen? Was de rugzaktoerist, die ze in de herberg had leren kennen, een zieke geest met een slecht gevoel voor humor? Deel twee van haar plan had als doel deze wansmakelijke grap te ontmaskeren. Ze nam het nieuwe briefje mee en posteerde zich achter een rots voor de ingang van de grot en wachtte af wat er zou gebeuren. Een uur ging voorbij, en dan nog een. Sofie tokkelde wat op haar Smartphone. Er was geen bereik. Stomme heilige berg. Stomme grot. Stomme alles.

Net op het moment dat ze zich afvroeg waar ze mee bezig was en het ganse gebeuren wou laten voor wat het was, hoorde ze voetstappen. Vanuit haar schuilplek zag ze een in lompen gehulde oude man de grot binnengaan. Hij hijgde als een rund en mompelde in zichzelf. Twee minuten later kwam hij al terug buiten. Sofie aarzelde. Ze had niets meer te verliezen.

‘Hallo,’ riep ze als een onbeholpen meisje. De ietwat gebochelde man schrok en draaide zich om. ‘Wat bent u daar gaan doen?’ vroeg ze in het Engels. De man trok diepe groeven in zijn gebruinde gelaat. Zijn Engels was moeilijk verstaanbaar, maar dat het haar zaken niet waren had ze wel begrepen.

‘No, no, not you,’ had de man tevergeefs Sofie proberen tegen te houden. Ze trok het papiertje met een ruk vanonder de gepolijste kei. Dit is toch niet te geloven, dacht ze. Ze klemde het briefje terug onder de steen en snelde naar de ingang van de grot. De man stond er nog.

‘Jij legt die briefjes dus,’ probeerde ze vriendelijk te blijven. ‘Vanwaar haal je die in godsnaam? Schrijf je ze zelf? En hoe ken je mijn naam?’

‘Ga even zitten,’ zei de man, die zich voorstelde als Nobu. ‘Op deze berg, in deze grot, woonde lang geleden een wijze kluizenaar. Jarenlang mediteerde hij op niet veel meer dan water en brood. Van heinde en verre kwamen mensen hem om raad vragen. Hij bad voor goede oogsten. In het bijzonder bad hij dat mensen hun leven zouden benutten voor spirituele groei, en zich niet enkel zouden kapotwerken op de theeplantages. Zijn naam was Nobu, net als ik. Dat betekent waarheid, en dat was precies wat hij mensen voorschotelde, zodat hun levenspad meer glans kreeg. Meer… zin.’

‘En die briefjes dan?’ werd Sofie ongeduldig.

‘De geest van Nobu is nog steeds aanwezig op de berg. Hij stuurt de hond Sherpa naar ieder wie de berg beklimt en leidt ze naar zijn grot.’

‘Ja, ja, dat heb ik wel gemerkt. De briefjes, dat wil ik weten.’

‘Die dicteert hij aan mijn vrouw. Letter per letter, dikwijls in talen die wij niet begrijpen. Ik ga ze dan in de grot leggen. Heel frustrerend, maar we vereren en dienen de Grote Nobu. Om eerlijk te zijn, niet altijd met evenveel plezier, alsof ik niets anders te doen heb. Vroeger kwam hier één iemand per maand, dan één per week en kijk, alleen vandaag al zijn het er twee. Ik ben ook niet meer van de jongste, ik kan dit niet blijven doen.’

‘Ja, dat begrijp ik,’ reageerde Sofie, enigszins begripvoller. Nu ze het mysterie had ontrafeld, was ze tot bedaren gekomen. Ze was best blij dat het zaakje had opgelost. Niets ergerde haar meer dan iets waar ze geen vat op kreeg. Ze nam afscheid van de man en draafde de berg af. Bij de aanvang van de beklimming kwam ze Frits tegen, in gezelschap van Sherpa. Hij was rood aangelopen van het klimmen.

‘Jij hier?’ keek Frits haar verwonderd aan.

‘Ik was iets verloren. Hier ergens dacht ik. Niets bijzonders. En jij, aan het klimmen?’

‘Yep, ik ga ervoor. Deze hond loopt nu al een tijdje voor me uit,’ lachte hij kuiltjes in zijn wangen. ‘Misschien moet ik hem maar volgen.’

‘Hoe bijzonder,’ antwoordde Sofie met gespeeld enthousiasme. Ze kende de voor hem bestemde boodschap al: “Beste Frits, meet je succes af aan wat je hebt moeten loslaten om het te bereiken.” Daar zou hij beslist mee uitpakken, mocht ze hem later tegenkomen in de herberg. Dat risico wilde ze niet lopen. Ze zou nog een nacht in hetzelfde pension logeren en dan zo snel mogelijk haar biezen nemen, recht naar haar Amsterdamse loft.

‘s Nachts werd ze wakker. De briefjes spookten door haar hoofd. Minder controle? Wat was er mis met controle? Dat bracht je ergens in je leven. Ze was fier op wat ze bereikt had, zonder dingen te hoeven loslaten. Meer vertrouwen hebben in de waarheid? Poeh, ze had vertrouwen in zichzelf. Ik, Sofie, ben een zelfbewuste vrouw, zei ze als een mantra tegen zichzelf, even overtuigend als bij de empowerment workshops die ze gaf aan haar stafleden. Ze sliep terug in.

Het was aan de ontbijttafel, dat de twijfel had toegeslagen. Sofie stond al op het punt om een taxi te bestellen, maar iets weerhield haar. Een ontembare nieuwsgierigheid, of was het een drang naar overwinning? Ze stelde de taxi uit tot na de middag, zodat ze nog een laatste keer naar de grot kon gaan. Nu onmiddellijk. Zou die kluizenaarsgeest zo snel kunnen anticiperen op haar plotselinge besluit, laat staan dat het oude koppel het nog voor elkaar zou krijgen op die korte tijdspanne een briefje te schrijven en in de grot te deponeren? Dat wou ze nog wel eens zien.

De passen van Sofie leken op olympisch snelwandelen. Aan het huisje van het oude koppel was de vrouw druk bezig in de moestuin. Van haar man geen spoor. Ze zou hem beslist inhalen als ze dat strakke tempo bleef volhouden. Sofie versnelde nog haar pas, ook al joeg ze daarmee haar hartslag flink de hoogte in. Sherpa was eerst nergens te bespeuren en daagde dan alsnog op, schijnbaar vanuit het niets. Sofie joeg de hond voor zich uit en herhaalde een paar keer dat ze hem niet meer nodig had. Sherpa dacht er duidelijk anders over. Hij leidde haar op een kruising een pad op, anders dan bij de voorgaande keren. Hij zag dat Sofie aarzelde. ‘Het is die richting op, domkop,’ snauwde ze hem toe. Sherpa versaagde niet. Voor de eerste maal sinds Sofie met de hond kennis had gemaakt, blafte hij. ‘Nou, je bent fout hoor,’ zei ze, en ze liep onverstoorbaar verder rechtdoor, achterom kijkend of de hond op zijn besluit zou terugkeren. Het was tijdens dat maneuver dat Sofie haar evenwicht verloor.

De helling naast het pad was steil en vol steengruis. Sofie probeerde haar val te breken, haar ledematen naar alle kanten tegelijk uitstrekkend. Ze bleef naar beneden glijden, steeds sneller, recht op een beekje af. De klap was ongemeen hard. Ze stond vol blauwe plekken, overal deed het pijn. Van haar ellenboog sijpelde een straaltje bloed. Idem dito op haar linkerknie. De scherpe pijn in haar schouderblad was nog het ergste. Boven aan de helling stond Sherpa als een Napoleon het slagveld te overschouwen. Hij blafte een paar keren. Sofie probeerde recht te krabbelen. Hoe was dit kunnen gebeuren? Het was de schuld van die stomme hond. Ze wilde naar hem toe klimmen, hem een lesje leren, maar ze zag al snel het onmogelijke daarvan in. Toen pas viel haar blik erop. Onder een dikke kei, vlakbij de plek waar ze pijnlijk tot stilstand was gekomen, zat een briefje geklemd. Terwijl Sherpa nu zelf van de helling naar haar toe kwam, meer glijdend dan lopend, rukte ze het vanonder de steen: “Beste Sofie, als je een levensles moeilijk geleerd krijgt, helpt het universum graag een handje.” Ze vloekte, frommelde het briefje bijeen en mikte het in de beek, waar het wegdreef met de stroming. Met haar zakdoek depte ze het bloed. Ze wilde een trap uitdelen aan Sherpa, maar alleen al de intentie tot die beweging veroorzaakte nog meer pijn. Over haar wangen gleden tranen. Sherpa liep voor haar uit langs de bedding van de beek, stroomafwaarts in de richting van het dal. Ze had geen andere keuze dan hem te volgen. Elke stap deed pijn. Ze droogde haar tranen. Honderd meter verder kruiste de beek een pad, precies op de plek waar Nobu een handvol bosbessen aan het verorberen was.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij bezorgd.

‘Als die mooie geest van je verteld heeft dat ik een doodsmak zou maken, waarom heb je dat dan verdomme niet belet?’ Sofie snoof een wolk boosheid door haar neusgaten.

‘Dat wist ik helemaal niet. Alleen dat ik het briefje daar moest leggen. Ik was ook verbaasd, geloof me. Eerlijk gezegd, ik was al blij dat ik deze keer niet tot aan de grot moest.’ Nobu nodigde haar uit bij hem thuis, zodat zijn vrouw haar wonden kon verzorgen. Meer uit noodzaak dan uit plezier ging Sofie op zijn voorstel in. De oude vrouw legde twee verbanden aan, een voor haar ellenboog en een voor haar knie. Ze bood een kopje thee aan. Sofie bedaarde en sloot de ogen. Ze vroeg zich af waarom het universum geen lessen kon verzorgen zonder bloed, zweet en tranen. Ze dronk van haar kopje. Voor haar ogen rolde haar leven in een film voorbij. Wat probeerde ze te bewijzen? Waarom had ze nooit tijd gehad voor een relatie, hooguit occasionele flirts? Waarom had ze haar jeugdvriend Joost Westgeest ooit afgewezen, toen hij haar met sexy verlegenheid een onhandige, maar allercharmantste aanzoek had gedaan? Wat hadden haar verkoopcijfers, dikwijls bedrijfsrecords, haar opgebracht, behalve een tijdelijk moment van glorie tijdens de jaarlijkse awards? Waarom belde ze nooit naar haar moeder, zelfs niet nadat haar vader twee jaar geleden was gestorven aan leverkanker? Hoe gek kon ze geweest zijn, om zelfs tijdens haar vakanties aan het zwembad door haar vloedgolf aan mails te blijven zwemmen? Waarom werd de oorverdovende stilte in haar loft enkel doorbroken door de ringtunes van haar smartphone? Hoe kwam het dat ze meer dan duizend facebook vrienden had, maar er quasi geen enkele echt van kende? Als haar zorgvuldig opgebouwde netwerk stilviel, viel ook haar leven stil. Was dit het nu?

Nadat ze nog een stukje kersentaart gegeten had, nam ze afscheid. Hartelijk, deze keer. Ze omhelsde de vrouw langdurig, daarna ook de man. Buiten liep Sherpa nog een paar tientallen meter met haar mee, trippelde toen naar haar toe en bood haar een poot aan. Ze probeerde een high five met hem uit en aaide bij het afscheid nog een laatste maal over zijn bol. In het dal botste ze op Frits.

‘Je raadt nooit wat ik op de berg heb meegemaakt,’ begroette hij haar.

‘Kan ik met je mee op wereldreis?’

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: