Het geheim van de tweelingziel

P1040697 - CopyNiemand zou het geheim van de tweelingziel beter leren begrijpen dan Aisha. Het was een vrijdag die zich nochtans wolkenloos en windstil had aangekondigd. De uitbundige lente vulde de blauwe lucht met bedrijvige insecten en de eerste ooievaars kwamen na een heroïsche tocht over de Middellandse zee eindelijk aan op het Spaanse vasteland. De eerste hitte zou geen weken meer op zich laten wachten.

Aisha was die dag goedgemutst opgestaan. Ze dartelde rond en imiteerde in de keuken een heupbeweging. Ze had die afgekeken van een buikdanseres uit het naburige dorp. Toen ze het wilde tonen aan haar moeder, versteende ze eensklaps bij het zien van de gelaatsuitdrukking op haar gelaat. Ze kende die blik. Het was dezelfde doffe blik dan toen haar vader was vertrokken met die handelskaravaan, een tocht die wel maanden kon duren. Ook al was er door de mislukte oogsten geen andere optie geweest, het vertrek was zowel haar moeder als Aisha bijzonder zwaar gevallen. Ja, het was die blik.

‘Wat is er aan de hand, ma?’ Aisha kreeg geen antwoord.

‘Verdomme ma, er is toch niets met…’

‘Je pa is oké.’ Ma draaide haar hoofd weg van Aisha en keek door het raam in de richting van de stallingen. Aisha repte zich tot bij haar, legde een hand op de rug van haar moeder en keek angstvallig door datzelfde raam naar buiten. Ze liet haar hand onmiddellijk vallen. Even leek het alsof ze zelf in zwijm zou vallen. Nu was het Aisha’s moeder die haar vastgreep en omhelsde.

‘Zeg dat het niet waar is!’ krijste Aisha. Ze wrong zich uit ma’s knuffel en spurtte naar buiten.

‘Blijf hier, meisje.’ Het was al te laat. Op de binnenkoer liet stalknecht Jamal alles vallen om Aisha de weg te versperren. Hij greep haar vast in zijn sterke armen, terwijl Aisha met haar vuisten op zijn borst trommelde.

‘Zeg dat het niet waar is,’ herhaalde ze snikkend. ‘Neen, niet Nabila.’

‘We konden niets meer voor haar doen,’ bracht Jamal de dramatische nieuwstijding. ‘Het paard had geen schijn van kans tegen die hongerige poema.’ Een paar meter achter hem lag het kadaver van de merrie op een kar.

‘We hadden haar op stal moeten laten. Ik had het je nog zo gezegd!’ schreeuwde ze tegen Jamal. Hij wist als geen ander hoe Aisha gehecht was aan haar lievelingspaard, bijna net zo fel als ze verbonden was met haar tweelingzusje Layla, die in tegenstelling tot Aisha de vroeggeboorte niet had overleefd.

‘Je wist net als ik dat er geen houden aan was,’ zuchtte Jamal. Dat wist ze. Nabila had hetzelfde temperament als Aisha: fijngevoelig, maar ook een woelwater. Minutenlang bleef ze huilen met haar hoofd begraven op de schouder van Jamal.

‘Wil je Mansour voor me zadelen?’ vroeg Aisha, nadat ze haar tranen met haar lange haren van haar gelaat had weggeveegd. In tegenstelling tot Nabila was de rustige hengst Mansour wel op stal gebleven. ‘Nu, alsjeblieft?’ Jamal wist wat ze van plan was. Hij liet Aisha langzaam los en nam haar bij de arm mee naar de stal van Mansour. Toen ze voorbij de kar passeerden waarop Nabila lag, rukte Aisha zich los. Ontzet keek ze naar de vreselijke wonden.

‘Nabila, meisje, wat heeft die poema je aangedaan?’ Ze omhelsde de merrie bij de hals, alsof het was dat ze nog leefde. Zo bleef ze enkele minuten Nabila strelen met betraande ogen, terwijl Jamal de hengst voor haar zadelde. Ma stond op de binnenkoer naar het tafereel te kijken en sloeg een hand voor haar mond. Ze stapte op Aisha af om haar te troosten, maar Aisha maakte een afwerend gebaar. Jamal kwam aangewandeld met Mansour aan zijn zijde.

‘Ik heb behoefte om alleen te zijn,’ zei Aisha tegen haar moeder.

‘Waar ga je naartoe?’

‘Moet je dat nog vragen?’ Aisha’s moeder besefte de overbodigheid van haar vraag en wist dat dit haar zou troosten. Ze gaf een goedkeurend knikje aan Jamal, die Aisha in het zadel hielp.

‘Zorg ervoor dat je terug bent voor het donker,’ prentte Jamal haar in. ‘De poema…’

‘Weet ik ook wel.’

‘Voor het donker,’ herhaalde haar ma. Aisha keek nog een laatste maal naar de dode merrie en verdween spoorslags door de toegangspoort van het erf. Met een paar stevige voetsporen vuurde ze Mansour aan tot een gestrekte galop. Aan dit tempo zou de rit naar de Koningsheuvel maar vijf minuten in beslag nemen. Mansour hijgde, maar versaagde niet. Zelfs tijdens de klim naar de top van de heuvel verzwakte zijn tred geenszins, alsof hij wist wat er zich afgespeeld had en Aisha zoveel mogelijk terwille wilde zijn.

Bovenop de heuvel stopte Mansour, daar waar de eeuwenoude eik als een eenzaat heerste over de Koningsheuvel. Het zicht was er weids en adembenemend. Op heldere dagen zoals deze kon je in de verte Tarifa zien en daarachter de blauwgroene zee, vanwaar avontuurlijke dromers vertrokken naar Afrika. Daar had Aisha nu geen oog voor. Ze steeg van de hengst en liet Mansour grazen van de graspartijtjes die goed gedijden rond de lommerrijke eik. Het was hier dat Layla’s tere lichaampje begraven lag. Ze had bij de geboorte geen schijn van kans gemaakt. Layla was zo mogelijk nog zwakker als Aisha ter wereld gekomen: een broos, bijna doorschijnend lichaampje dat in een handpalm had gepast. Maar ook bij Aisha had het aan zijden draadje gehangen. Toen ze zag dat haar tweelingzusje noodgedwongen moest afhaken voor dit nieuwe levensavontuur, had ze niets liever gewild dan haar te vervoegen.

‘Je moet doorzetten,’ had Layla na haar laatste, bijna niet waarneembare hartenklop gesproken tegen Aisha. ‘Het is echt de moeite waard.’ Het waren woorden die kwamen uit Layla’s ziel, die ongeschonden en zuiver uit de ervaring was gekomen.

‘Niet zonder jou!’ Aisha’s hartje, nauwelijke een vingerdop groot, klopte eveneens zwak en onregelmatig, maar gaf niet op. Aisha wist dat het slechts een intentie verwijderd was om ook haar lichaampje te laten uitdoven en zo weer herenigd te worden met Layla.

‘Je moet doorzetten, Aisha’, was Layla blijven aandringen. ‘Omdat het leven een godsgeschenk is. Ik zal altijd aan je zijde staan, wat je ook meemaakt. Wanneer je proeft van uitbundig geluk, zal ik me laven aan het levenselixir dat zo’n ervaring uitstraalt. Telkens mijn ziel een stukje meer oplicht, weet ik dat het te danken is aan de successen van jouw stoutmoedige dromen en aan de passie van jouw hunkerende hart. En wanneer er een moeilijke uitdaging of een tragedie op je pad komt, zal ik het zijn die aan je zijde staat. Dan zal ik je troosten met subtiele signalen en je de kracht te geven om zelfs de zwartste nacht te boven te komen. Wat jij in je leven doet, doe je ook voor mij. En wat ik aan de andere kant van het mystieke gordijn uitspook, doe ik altijd met jou in mijn gedachten. Zo zullen we samen groeien in liefde en in wijsheid, want gescheiden zijn onze zielen nooit.’

Die woorden was Aisha nooit vergeten. Ze waren in haar hart gegrift. Maar als er een dag zou komen waarop ze die woorden nodig had, dan was het wel vandaag. Ze zette zich neer aan de voet van de eik, bij de plek waar Layla lag begraven.

‘Nabila is dood,’ begon ze te vertellen tegen haar tweelingzusje. ‘Je wil niet weten hoe. Neen, je wil echt niet…’ Nieuwe tranen baanden zich een weg over Aisha’s gelaat. ‘Het was verschrikkelijk.’ Er kwam geen antwoord.

Hoe ouder Aisha was geworden, hoe moeilijker het leek om contact te maken met Layla. Alsof er tussen hun zielen langzaam een scherm was opgetrokken. Ze vreesde zelfs dat een djinn of andere boze geest de communicatielijn tussen hen gesaboteerd had. Dat frustreerde Aisha enorm en maakte dat ze zich met de jaren steeds meer alleen voelde. Haar moeder en haar vader konden zich daar hoogstens een voorstelling bij maken, maar het volledig begrijpen was voor hen simpelweg niet mogelijk. Dat kon enkel als je zelf een tweeling was.

‘Op een dag zoals vandaag zou ik zo graag terug naar je toekomen,’ snikte Aisha. ‘Soms kan ik niet meer, heb ik er zo genoeg van. Soms is het op.’ Er kwam nog steeds geen antwoord, tenzij het ruisen van de bladeren bij het opsteken van een lichte bries. De troostende woorden van Layla’s ziel bij de geboorte leken plots heel ver weg. Aisha liet haar hoofd hangen. De wind werd sterker en wuifde Aisha’s haar als een troosteloos gordijn voor haar gelaat.

‘Zal ik je wat vertellen, lieve Aisha?’ Ze schrok en rechtte eensklaps haar hoofd. Vanwaar kwam deze stem?

‘Layla, ben jij het?’ Neen, zo klonk het niet. Het was een diepe, ietwat mannelijke stem, ook heel anders dan de stem van Jamal. Aisha keek spichtig om zich heen. Buiten Mansour, die rustig voortgraasde, was er niemand te bespeuren.

‘Ik sta hier al vele eeuwen.’ Het was de eik! ‘Ik ben ondertussen de tel al kwijtgeraakt.’ Ja, het was de eik. Op de een of andere manier had de boom telepatisch contact met haar gemaakt. Aisha keek omhoog naar zijn forse, ruwe stam met de brede, stoere takken, die altijd voor welgekomen lommer zorgden. Vele dieren maakten er dankbaar gebruik van. De vogels gebruikten de boom dan weer graag als rustplek en als strategisch uitzichtpunt.

‘Het zal je misschien verbazen, maar ook ik heb een tweelingziel,’ vervolgde de eik. ‘Iedereen eigenlijk. Helaas staat mijn tweelingbroer een paar kilometer verderop. Ondanks de hoogte van de heuveltop kan ik hem van hier niet zien, zelfs niet als ik op mijn tenen sta.’ Bij dat grapje moest Aisha even glimlachen.

‘Mijn broer staat achter een rots bij een waterpoel, waarover hij graag zijn schaduw werpt. Het ontbreekt hem aan niets, terwijl ik elk jaar moet vechten voor mijn overleving. Voor water moest ik lange tijd mijn wortels doorheen de rotsige bodem wurmen, tot ik hier of daar eens op een bescheiden partijtje water botste. Wanneer in de zomer de hete winden vanuit Noord-Afrika het land bereikten en de heuvel overspoelden, verschroeide ik bijna tot een rode schorpioen. Om nog te zwijgen van de dieren die elk jaar mijn bast beschadigen. Onlangs weer die dekselse poema met zijn scherpe nagels. Het zal weer maanden duren voor ik die wonde gedicht krijg.’

‘Echt? Die poema heeft wel mijn merrie gedood. Nabila was haar naam.’

‘Weet ik, dat heb je net verteld.’ Aisha fronste de wenkbrauwen. Ze had liever gehad dat ze nu met Layla sprak in plaats van met die eik, al was hij wel vriendelijk. Maar voorlopig had ze niet veel aan zijn praatjes.

‘Hoe kunnen we de poema doden?’ testte ze de boom.

‘Er zit zoveel woede in je, meisje. Ik begrijp het wel,’ suste hij. ‘Maar ook de poema probeert te overleven. Ook hij heeft een tweelingziel.’

‘Twee poema’s. Nu nog beter. Is het dan nergens meer veilig?’ Mansour stopte met grazen en keek gehypnotiseerd in westelijke richting. Aisha kneep haar ogen tot spleetjes en tuurde met een hand boven haar ogen in de verte. Vals alarm.

‘Ik heb me lang beklaagd over mijn lot,’ vervolgde de eik onverstoorbaar zijn relaas. ‘Misschien wel mijn eerste honderd jaar. Hoe kon de eikel waaruit mijn tweelingbroer is voortgekomen nu vallen bij die poel, en mijn geboortekiem pal bovenop die verdoemde heuvel? Welke vogel heeft die hier uit zijn stomme bek laten vallen? Zo bekloeg ik me jarenlang. Ik voelde me alleen op de wereld. Elk jaar opnieuw vechten om te overleven in die barre omstandigheden, ik was het meer dan beu en wilde er de brui aan geven.’ Aisha schrok. Dat herkende ze. Ze ging dichter bij de eik zitten en legde zich ertegen, alsof ze de boom uitnodigde verder in haar oor te fluisteren, zodat niemand hun gesprek kon horen. Mansour had een eindje verder het grazen hervat.

‘Het was pas tijdens een eenzame nacht, toen ik moegepiekerd was, dat er plots een stilte rond me viel die ik niet eerder had ervaren. Ik ving signalen op van mijn broer, die dreven op de wind. Op andere keren brachten vogels boodschappen over en dankzij de poema kon ik ook signalen van zijn bastgeur detecteren. Zo werd hij zich bewust van mijn hachelijke situatie en schakelde alles in wat de aarde te bieden had om mijn bestaan te verlichten. Onzichtbaar voltrok zich onder de grond een mirakel, met de hulp van naburige bomen, een familie mollen, miljoenen termieten en een nog veel duizelingwekkender hoeveelheid micro-organismen. Zo ontstond er een ondergronds netwerk. Ik kon er niet alleen beter door communiceren met mijn tweelingbroer, ik kreeg ook toegang tot nieuwe, afgeleide wateraders afkomstig van de poel. Het leek alsof gans het universum samenspande om van de heuvel een groene oase te maken. En kijk nu, zie me hier staan in al mijn boompracht.’ “Waarom doe je dat allemaal voor me, broer?” vroeg ik, enigszins gegeneerd over zoveel steun.’ De eik stokte even in zijn relaas, alsof hij emotioneel werd.

‘En wat zei hij daarop?’ wilde Aisha nu wel graag alles weten.

‘Omdat ik van je hou. Omdat ik je moed bewonder waarmee je altijd hebt doorgezet, ook al stond het huilen je vaker na dan het lachen. Omdat je nu eenmaal op de Koningsheuvel stond en zo’n heuvel per definitie een koninklijke boom verdient. Omdat je dichter bij de hemel staat dan ons en daardoor de sterren beter kan zien, waardoor je informatie kan doorgeven over nakende, belangrijke gebeurtenissen in het heelal. Dan kunnen ik en mijn vrienden ons daarop afstemmen. Plots kwam het besef dat zowel mijn tweelingbroer als ik even gedreven waren om onze rol te spelen in dat grote universum. Hoe onbetekenend het voor ons ook leek, er was een hogere macht aan het werk die onze bijdrage aan de schepping oeverloos apprecieerde. We deden het niet enkel voor elkaar, maar voor iets dat veel groter was dan onszelf. In het grote orkest van het universum zijn wij niet meer dan een instrument, dat harmonieus probeert samen te spelen met alle andere instrumenten. Onder impuls van die grote, gulle Dirigent.’ Aisha was onder de indruk. Alleen, de tweelingbroer van de eik leefde nog tenminste, en Layla was dood.

‘Dood?’ had de eik haar gedachten geraden. ‘De dood bestaat niet. Zielen sterven niet. Net zoals ik geholpen werd op magische manieren, zo spant je tweelingziel Layla zich onafgebroken in om je te helpen.’

‘Waarom hoor ik haar dan niet?’

‘Is dat zo? Misschien luister je niet met de juiste antenne,’ sprak de boom. Er viel een stilte. Aisha wist niet goed wat hiervan te denken.

‘Weet je dat ik samen met mijn tweelingbroer een stoutmoedig plan heb opgevat om ons weer dichter bij elkaar te brengen?’

‘Hoe dan?’ vroeg Aisha. ‘En kan dat ook werken voor mij en Layla?’

‘Elk jaar vragen wij aan de vogels om een eikel mee te nemen en te laten vallen op een plek hier even verderop, waar zowel water als struikgewas te vinden zijn. Onder het struikgewas worden de eikels niet zo snel gevonden door eekhoorns en andere verzamelaars. Een eikel van hem, een eikel van mij. Een van hem, een van mij, en dat al jaren aan een stuk. Ooit zullen er twee van onze nakomelingen bij elkaar gedijen, daar ben ik zeker van. We hebben tijd.’

‘Jij hebt veel tijd, bedoel je. Mijn leven is een pak korter.’

‘… en staat bol van de mogelijkheden die ik als eik nooit zal kennen.’

‘Touché. Maar…’

‘Ha, daar is ze.’

‘Wie?’

‘Raad eens.’

‘Layla!’ Haar beeltenis verscheen als een soort hologram in de stam van de eik. Aisha sprong recht. ‘Waar zat je, Layla? Waar zat je?’

‘Ik ben de ziel van Nabila gaan begeleiden. Die was aardig overstuur en in de war, zoals je je wel kan inbeelden.’

‘Waarheen heb je haar gebracht? Ik mis haar enorm.’

‘Ze krijgt rust in de paardenhemel en wordt daar herenigd met haar tweelingziel, alvorens ze een nieuw avontuur zullen aangaan. Net zoals het ons zal vergaan.’

‘Ik kan niet wachten om…’

‘Weet ik. Maar onze taak zit er nog niet op.’

‘Mijn taak, bedoel je?’

‘Zeg zus, lieve Aisha, heb je niet goed geluisterd naar de eik?’ Aisha voelde schaamte opkomen. Ze had perfect begrepen wat de boom had proberen duidelijk te maken.

‘Wij doen alles samen, Aisha. Ik ben je goede djinn, die de stoutmoedige dromen van je hart zal helpen waarmaken. Ik zal je over alle gevaarlijke bergpassen loodsen en je brengen naar de oases waar het bruist van het leven, zoals jij ze uitstippelt met onverschrokken moed en koppige volharding. Ik zal je brengen bij een man die jou zal aanbidden als een godin en met wie je op een dag onder deze boom zal genieten in de schaduw met dadels en een glas rode wijn, als een koning en een koningin. Op die dag zal ik op de eerste rij staan om je te overladen met applaus voor de moeilijke weg die je hebt afgelegd. Ik zal je zegeningen tellen en er nog vele aan toevoegen. En als iemand je vraagt waarom je elke dag zo straalt, zeg dan niet: “Dat komt door het goede weer of door het laatste cadeau van die liefdevolle man.” Zeg dan: “Dat is het geheim van de tweelingziel.”’

Aisha moest glimlachen om die woorden. Ze omhelsde de eik op de plek waar Layla was verschenen en keek om zich heen. In de verte zag ze Tarifa en de glinstering van de zee. Misschien wilde ze later die zee wel eens oversteken, om dat mysterieuze en aanlokkelijke continent, dat Afrika heette, van dichtbij te ontdekken. Misschien ook niet. Misschien zou ze die fantastische man, waarover sprake, binnenkort al leren kennen. Misschien zou zo’n man, als die al bestond, nog een hele poos op zich laten wachten, omdat ze andere, belangrijker hartszaken te doen had. Dat was op dit moment niet langer belangrijk. Wat ertoe deed, was dat ze haar armen in de lucht gooide en het leven opnieuw omarmde, voor altijd gevoed door het zoete geheim van de tweelingziel.

Opgedragen aan Jolien, die Sofie erg mist en tegelijk heel veel steun aan haar tweelingzusje heeft.

IMG_6428

Vlak na het posten van dit verhaal botste ik tijdens een wandeling op twee wilde reeën. Ik had toevallig mijn fototoestel bij, maar het stak nog in mijn rugzak. Toch bleven ze nieuwsgierig kijken, zodat ik nog snel kon afdrukken alvorens ze het hazenpad kozen. Alsof ze bewust dit verhaal wilden onderschrijven. Een knipoog van het universum?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: