Het was al de derde dag op rij dat de jongeman met het Arabische uiterlijk zich daar liet opmerken. De vliegtuigspotters wantrouwden de situatie, maar aangezien hij niets illegaals deed, lieten ze hem met rust. Voorlopig.
‘AeroMexico op komst,’ riep George. Onder de spotters van Brussels Airport was hij beter bekend als Google George. Over elk vliegtuig zocht hij een waanzinnige resem details op, waar hij te pas en te onpas mee uitpakte. ‘Een Boeing 787-9 Dreamliner,’ typeerde hij meteen het aankomende toestel.
‘Hoe herken jij dat zo makkelijk?’ wilde Manu weten, terwijl hij zijn telelens in aanslag bracht om het landende gevaarte in het vizier te nemen.
‘Simpel,’ pochte George. ‘Een 787-9 is zes meter langer dan een 787-8. Een echte kenner ziet dat,’ loog hij. In werkelijkheid wist hij dat AeroMexico er recent enkele had aangekocht en ze inzette op deze route. Het toestel, kleurrijk beschilderd met Mexicaanse maya motieven, voerde enkele zijwindcorrecties uit. Het naderde snel en likte al bijna de landingsbaan. De spotters, een tiental vandaag, drukten verschillende malen af. Sommigen gebruikten de repeat functie van hun geavanceerde toestel. Na de landing werd onmiddellijk overgegaan tot selectie van de beste shots. Ook George normaliter, maar deze keer wierp hij eerst een blik in de richting van de jongeman, die een dertigtal meter van de vliegtuigspotters verwijderd zat. Zijn huid was licht gebruind en zijn gelaat zag er scherp en ongeschoren uit. Over zijn rechterwang liep een groot, diagonaal litteken. Bij dat louche voorkomen leken zijn heldere, azuurblauwe ogen ongepast. George zoomde in op het blad waarop de jongeman, nog geen dertig schatte hij, aan het tekenen was met een potloodstompje. Bliksemsnel had hij een tekening gemaakt van het vliegtuig. Het resultaat was verbluffend goed, in de juiste verhoudingen en met de juiste details van de cockpit. Zelfs de rotorbladen van de jetmotoren leken levensecht. George kon het niet langer houden. Hij liet de vliegtuigspotters onder elkaar commentaar geven over het pas gelande toestel en stevende af op de jongeman. Hij moest dit uitpluizen.
‘Wie zijt gij en wat komt ge hier doen?’ vroeg George op de man af. De jongeman zat op het bermgras zijn tekening af te werken. Hij keek op naar George en fronste zijn wenkbrauwen.
‘What are you doing here?’ probeerde George het in het Engels.
‘English no good,’ klonk het antwoord. ‘I…,’ De Arabische jongeman zocht tevergeefs naar het Engelse woord voor tekenen. Glimlachend stak hij zijn tekening in de lucht. ‘Do you know… maybe… where airplane…’ Weer vond hij de woorden niet. Met zijn hand maakte hij dan maar een opstijggebaar. ‘Here only landing…’. George haalde zijn schouders op. Hij wist maar al te goed dat je daarvoor naar de Kortenbergse steenweg moest. Als hij al zin had om het uit te leggen, dan zou dat nooit zijn tegen een vreemdeling die alleen schabouwelijk Engels sprak en zich ronduit verdacht gedroeg.
‘Me Amal,’ stak de jongeman een hand uit, die halverwege tussen hen in bleef hangen. ‘You?’ Zonder antwoord te geven draaide George zich om en vervoegde de andere vliegtuigspotters om verhaal te doen.
‘Moeten we die gast niet aangeven?’ opperde Manu. ‘Je weet dat de politie gevraagd heeft om mee een oogje in het zeil te houden. Wie weet is het een…’
‘Terrorist?’ gooide George het beladen woord eruit. ‘Die hier opzichtig wat komt tekenen?’
‘Misschien is het een verkenner voor een aanslag,’ suggereerde Manu. ‘Je zei zelf dat hij veel details vastlegde.’
‘747 van de KLM op komst,’ onderbrak een derde spotter de discussie. Iedereen was in een mum van tijd weer alert. De blauwe kleur op de KLM leek op dat van de ogen van de jongeman, bedacht George. Alleen al omwille van die kleur was de KLM een van de aantrekkelijker toestellen om te fotograferen. Lenzen werden snel weer in aanslag gebracht en het ritueel herhaalde zich van vooraf aan. Na het afhandelen van de KLM gingen onder de spotters nu heel wat meer ogen in de richting van de jongeman. Hij was verdwenen.
Precies een week later hadden de vliegtuigspotters een andere standplek gekozen, vlakbij het gesloten opvangcentrum voor vluchtelingen in Steenokkerzeel. De landingen gebeurden rond dit tijdstip allemaal op de piste 25L, en dan was dit de beste plek om ze mooi in het vizier te krijgen. Alleen zat de omheining van het opvangcentrum soms in de weg en moest je die nadien weg photoshoppen uit de foto.
Er was net een Embraer van Estonian Air geland, toen de vreemde jongeman een eindje verder weer zijn opwachting maakte. Een week lang hadden ze hem niet meer gezien. Wat het nog eigenaardiger maakte, was dat zijn gelaat helemaal wit geschilderd was. Zelfs zijn oren en achterhoofd waren gewit, alsof iemand met een verfrol zich uitgeleefd had op zijn hoofd. Het zou grappig geweest zijn, mocht het niet op deze plek geweest zijn. Niet hier, vlakbij de luchthaven. Dat luchthavens een geliefkoosd target waren voor terroristen, was sinds 22/3 een understatement.
Opnieuw zat hij te tekenen. De achterdocht bij de spotters steeg naar een hoogtepunt. George werd er nogmaals op uit gestuurd, maar weer strandde het gesprek voortijdig omdat Amal de woorden niet vond.
‘Deze keer heeft hij een opstijgend vliegtuig getekend,’ bracht George verslag uit. ‘Voor zijn witte uiterlijk had hij geen uitleg. Meer dan wat rare poses kreeg ik er niet uit. Volgens mij zit er een serieuze vijs los aan die kerel.’
‘Ik bel de flikken,’ aarzelde Manu niet langer. ‘We moeten onze plicht doen. Dit kan niet langer.’
Binnen de vijf minuten arriveerde een politie combi met een razende vaart. Amal staakte zijn tekenactiviteiten en keek zoals iedereen op. Ze stopten met piepende banden vlakbij hem. Niet minder dan vier zwaarbewapende agenten van de Special Forces sprongen uit de combi. Ze droegen zwarte overvalmutsen met enkel gaten voor de ogen. Twee ervan grepen Amal meteen hardhandig vast, een derde nam de tekening af en fouilleerde Amal grondig. De vierde scande zenuwachtig de omgeving. Met een arm achter zijn rug geklemd duwden ze Amal tegen de combi aan, sloegen hem in de boeien en wurmden hem op de achterbank, waar hij door twee stoere politiebinken geflankeerd werd. Vandaar ging het recht naar de ondervraagkamer op het commissariaat.
Wie hij was. Vanwaar hij kwam. Wat hij daar deed. Of hij handlangers had. Door zijn gebrekkige Engels kwamen ze geen stap verder. Inderhaast werd er een tolk Arabisch bijgeroepen, die meer dan een half uur op zich liet wachten. Daarna werd het spervuur aan vragen alleen maar erger.
Het werd al snel duidelijk dat het om een asielzoeker uit Syrië ging, meer bepaald uit Raqqa. Zijn aanvraag was goedgekeurd en hij woonde ondertussen op een studiootje in Molenbeek. Nadat een en ander nagetrokken werd, bleek dit te kloppen. Of hij alleen handelde? Ja, want zijn familie was omgekomen, beweerde hij. Een bomvat recht op hun huis. Hijzelf was toen niet aanwezig.
‘Wat een ontroerend verhaal,’ schamperde de ondervrager. ‘Ik had het bijna geloofd. We kennen jouw soort. Nogmaals, wat deed je daar?’ Hij sloeg bij die vraag met zijn platte hand op de tafel. Amal schrok.
‘Vliegtuig tekenen,’ antwoordde hij.
‘Wij zijn niet achterlijk. Waarom, dat willen we weten. En waarom is je smoel wit geschilderd?’ Iemand klopte op de deur. Er volgde een onderonsje op fluistertoon tussen de ondervrager en iemand die een bericht kwam brengen. Een inval in de studio van Amal had niets tastbaars opgeleverd, tenzij nog meer tekeningen van vliegtuigen en andere zaken. Het bundeltje werd overhandigd en voor Amals neus op tafel gekwakt.
‘Nogmaals, wat dacht je hiermee te doen? Voor wie verzamel je deze informatie? De kentekens staan er zelfs op getekend, dat is niet zomaar wat tekenen. Kom op, ik heb niet de hele dag. En als je blijft zwijgen: wij gaan alles uitpluizen. Je studio is al overhoop gehaald. Je telefoonverkeer, je whereabouts, elke centimeter van je verleden, de hele rimram gaat onder ons vergrootglas. Ondertussen mag je hier in de cel nadenken over wanneer je gaat meewerken.’ Nadat de tolk de uitval had vertaald, riep Amal verschrikt; ‘No, no, no.’.
‘Yes, yes, yes,’ sloeg de ondervrager weer met zijn hand op tafel. Amal praatte plots als een waterval. De ondervrager wilde onmiddellijk weten wat hij zei, maar de tolk maakte een stopgebaar in zijn richting en bleef integendeel luisteren en korte aantekeningen maken. Dat ging zo minutenlang door en net op het moment dat de ondervrager zijn geduld definitief verloor, leek het betoog ten einde.
‘Ik ben benieuwd,’ vouwde de rechercheur zijn handen samen. ‘Voor de dag ermee.’
‘Eerst en vooral verontschuldigt Amal zich dat hij die heibel heeft veroorzaakt.’
‘Als hij denkt dat hij er zo goedkoop vanaf gaat geraken…’
‘Als je me even laat uitpraten,’ wierp de tolk een geërgerde blik in de richting van de ondervrager. Deze laatste maakte met zijn hand een roterend gebaar om de tolk aan te manen snel met het vervolg op de proppen te komen.
‘Amal gelooft in de kracht van verbeelding. Letterlijk. Daarom tekent hij een nieuwe werkelijkheid, een nieuwe toekomst. Je zal tussen deze tekeningen bijvoorbeeld ook schetsen van Raqqa vinden. Daar was hij trouwens leraar aan de kunstacademie. Tekenen en schilderen. Op de plaats waar in de stad nu ruïnes en puin te vinden zijn, visualiseerde hij een nieuwe buurt. Hij beweert dat er ook een tekening tussenzit van zijn eigen huis in Raqqa, zoals het er vroeger uitzag. Dat heeft hij opnieuw getekend in al zijn eenvoud en glorie, veel majestueuzer dan het er voorheen uitzag, met de lichtende zielen van zijn overleden familieleden erbij. Ooit zal het terug opgebouwd worden, zegt hij, en dan zal het er zo uitzien.’ De rechercheur bladerde tussen de tekeningen en vond de tekening die de tolk net beschreven had.
‘En die vliegtuigen dan?’ was de politieman allerminst overtuigd.
‘Hij wil visualiseren dat hij op een dag met zo’n vlucht terug naar Syrië zal vliegen, naar Raqqa, zijn geboortestad. Wanneer alle geweldenaars zijn verdreven en er terug vrede zal heersen over de stad en het land. Hoe meer je dat doet, hoe dichterbij die droom komt, zegt hij.’
‘Dan kan hij nog lang wachten volgens mij. Ik ben niet overtuigd,’ onderbrak de ondervager de tolk weer.
‘En ik was nog niet klaar,’ stak de tolk zijn groeiende ergernis niet langer onder stoelen of banken. ‘Omdat Amal geen werk vindt, beoefent hij fulltime de kracht van verbeelding om een betere wereld te creëren. Daarom ook heeft hij zijn gezicht wit geschilderd. Deze ochtend heeft hij daarmee in wat bijverdiend als levend standbeeld. Telkens iemand een muntje in zijn plastieken bekertje gooide, maakte hij een grappige beweging om daarna weer een nieuwe pose aan te nemen. Dat vinden kinderen heel amusant, zegt hij. Net zoals zijn kinderen vroeger altijd lachten met zijn fratsen. En wit is de kleur van de hoop.’
‘Heeft hij daar een licentie voor? Hij kan niet zomaar…’
‘Met het geld wil hij andere lotgenoten steunen, die er minder fortuinlijk aan toe zijn als hem.’
‘Straks ga ik nog geloven dat hij de nieuwe moeder Theresa is.’
‘Weet je trouwens wat de naam Amal betekent? Dat is het laatste wat hij me verteld heeft.
‘En?’ reageerde de ondervrager weinig geïnteresseerd.
‘Hoop. Amal betekent hoop.’
‘Hoop,’ proefde de rechercheur het woord. Hij trok een mondhoek scheef, wist niet hoe te reageren.
‘Yes, hope,’ glimlachte Amal. Zijn blauwe ogen twinkelden als diamanten knikkers in zijn witgekalkte gelaat. In gedachten zag hij vrede over Syrië neerdalen, dezelfde vrede die zijn familie nu had gevonden.
‘Hoop,’ herhaalde de rechercheur. Hij vouwde zijn handen samen voor zijn gelaat.
‘Je kunt gaan,’ verraste hij. ‘Je hebt nu je vliegtuig op papier, dus blijf weg van dat vliegveld. En wat hoop betreft: verlies die niet. Nooit. Het ga je goed.’ Hij reikte een hand naar Amal. Deze keer was hij het, die niet goed wist hoe te reageren. Hij drukte de rechercheur onwennig de hand, bedankte hem.
‘Salaam Aleikum,’ zei hij en verdween de straat op, waar nieuwe dromen wachtten om gevisualizeerd te worden. In zijn jaszak tastte hij naar zijn magische potlood. Vandaag zou hij spelende kinderen tekenen. Ja, dat zag hij duidelijk voor zich: kinderen die op de pleinen van Raqqa opnieuw voetbalden, knikkerden of kwajongensstreken uithaalden.
Wat mooi Hendrik, daar word ik stil van, dankjewel
LikeLike