“Dans les yeux de ma mère, il y a toujours une lumière,” zingt de betreurde Arno met schorre stem, terwijl ik het kadertje met een seventies vakantiefoto in mijn hand klem en nostalgisch de jonge versie van mijn moeder bewonder. In bloemetjesjurk poseert ze fier met haar armen rond haar ietwat bedeesde kroost. Haar rechterbeen een tikje voorwaarts geplant, als subtiel signaal van haar levensenergie en onverschrokkenheid. De enige weg in het leven is vooruit en daar gooi ik me onvervaard in, lijkt ze te zeggen. Of was het toen al een schrap zetten om het evenwicht te bewaren, in wat later een netelig leven met dramatische episodes zou worden?
Het was het jaar waarin ik het woord “tandradbaan” leerde kennen. Dat proefde als een jongensavontuur, het was de spannendste vakantie in mijn nog jonge bestaan. Het treintje knarste en piepte zich de Jungfraujoch op, wat zoveel betekent als “meisjeszadel”. Dat ging bij momenten erg steil en door donkere tunnels, maar de beloning was adembenemend.
De belangrijkste vrouw in ieders leven wordt op moederdag breedlachend voor het voetlicht geschoven. Trots prikken we op social media de foto waarop ze lekker shinet. Mijn gevoel daarbij is dubbel. Ik kan ma’s gloriemomenten en de tomeloze inzet waarmee ze ons onze jeugd heeft doorgeloodst moeilijk in herinnering brengen zonder ook die andere kant van de medaille te zien. Haar jarenlange queeste die de ene keer pijnlijk stuiterde in het donker, dan weer succesvol reikte naar het licht. Weer zie ik de platte plastieken doos met voor elke dag van de maand een vakje, gedoseerd met pilletjes in schreeuwerige kleuren om wat in haar hoofd schetterde tot bedaren te brengen. Of tot heropleving, naargelang. En hoe ook die laatste reddingsboei op een dag lossloeg. Alsof de tandradtrein plots haar grip verloor en achteruit naar beneden denderde, ergens spectaculair knalde uit de rails.
Ik draai de medaille weer om naar de glinsterende kant en krijg alweer een glimlach. Want aan de dageraad van mijn bestaan tot een stuk voorbij de ontdekking van mijn eerste snorhaar was ze daar, in haar enthousiaste bloemetjesjurkzelf. Het tandrad in het midden van ons jonge spoor, dat was zij. Zij hielp ons die uitdagende hellingen op van die turbulente wonderjaren en ze deed het gedreven en onvoorwaardelijk. La lumière dans les yeux de ma mère, dat waren de lampions in onze donkere bergtunnel, wanneer we het even niet meer zagen zitten of moeite hadden te geloven in ons onzekere zelf. Ze deed het en goed ook, tot in het zadel van ons jongvolwassen bestaan.
Toujours une lumière? Niet altijd en dat hoeft ook niet. Tonen dat je met gebogen hoofd en zware oogleden het licht niet meer kan zien, is misschien gewoon een ander spoor. Eentje waarvan het geknars soms pijn doet aan de oren, maar dat ook wijsheid aanreikt en de ziel loutert. Moeder was niet perfect, maar wel perfect voor ons. Daarom eer ik haar op moederdag met beide kanten van de medaille. Fier rechtop aan het tandrad.
Recente reacties