2020 startte met een blitzkrieg. Op 3 januari schakelde een Amerikaanse raket een Iraanse generaal uit. Diezelfde dag vierde Greta Thunberg haar zeventiende verjaardag. Tussen die twee gebeurtenissen is een verband. De roaring twenties zijn begonnen.
Gisteren las ik het boekje “Niemand is te klein om het verschil te maken”, een bloemlezing van de speeches van Greta Thunberg. Waanzinnig intelligent en confronterend zijn de adjectieven die telkens weer in me opkwamen. Beremoedig ook. Een understatement, wanneer je autistisch bent en terecht komt in iconische zalen met wereldleiders en politici boordevol zelfvertrouwen. Wanneer je ontieglijk veel supporters hebt, maar ook weggehoond en beschimpt wordt door haatclubjes. Dat ze een hysterica en doemdenkster is. Dat ze haar mond moet houden en beter naar school zou gaan. Want de oplossing, zo claimen sommigen, zit in de technologie, weliswaar nog onbestaand of hooguit pionierig. Diezelfde jeugd, wiens toekomst op het spel staat, moet maar een deux ex machina uit zijn hoed toveren om de klimaatontsporing onder controle te krijgen, orakelen de critici. Gaat niet gebeuren, pareert Greta onverstoorbaar. Daarvoor is het probleem te complex. Steeds weer verwijst ze daarbij naar cijfers uit wetenschappelijke hoek. Die bevatten een staalharde en ongemakkelijke waarheid, namelijk dat dit het laatste decennium wordt vooraleer het kantelpunt bereikt wordt. Het punt waarop de klimaatveranderingen onomkeerbaar worden en elkaar versterkende kettingreacties op gang zullen komen die alles nog gaan versnellen en tot niets minder dreigen te leiden dan de ondergang van het menselijke ras. Daarom vindt Greta dat we moeten panikeren: ons huis staat in brand en we staan erbij en kijken ernaar. Soms letterlijk, zoals op dit eigenste moment in Australië. Een grotere metafoor is niet denkbaar.
De angst voor dat doembeeld is zo groot dat we grijpen naar verschillende mechanismes om het weg te drummen. Ook al zien we de desastreuze gevolgen van de klimaatopwarming jaar na jaar toenemen, we geloven nog steeds niet dat het een pokkevaart zal lopen. Of toch niet in onze contreien, zolang deze blijven ontsnappen aan rampen die we in de journaals op televisie zien. We lezen artikels en blogs die intellectueel en dus geloofwaardig in de oren klinken, soms van gereputeerde namen, die technologie optimisme tot een nieuwe religie verheffen en Greta wegzetten als een grofgebekte en krankzinnige puber. Onze mindfuck bestaat erin dat we ons onder geen beding zien als degene die in een hippe tent onbezorgd de charleston danste op de vooravond van de beurscrash van 1929. En we zitten al zeker niet op het Bridge Deck van de Titanic te nippen aan een brandy in sociaal aimabel gezelschap vol gevatte conversaties, luttele minuten voor de botsing met een ijsberg. Want wij weten het zeker: geen ijsbergen hier. Klimaatopwarming? Liever zappen naar The Voice of het nieuwe seizoen van The Handmaid’s Tale.
Tot nader order hoeven we niet echt veel te veranderen, maken we mekaar wijs. Die comfortabele levensstijl is nu eenmaal ook te lekker, te vanzelfsprekend. Taken for granted. Die willen we graag behouden. Anders moeten gaan nadenken over mobiliteit zou al ondraaglijk lijden in ons hoofd kunnen teweeg brengen. Dus laat maar verder aanrukken, die fossiele brandstoffen. En waarom zitten die dekselse Amerikanen in Irak? Precies, het geurt er naar verse olie. Haast elk conflict in de wereld heeft wel een achtergrond van wat daar onder de grond valt op te spitten – of spuiten. Meer nog dan religie. Donald schakelt niet zomaar een Iraanse generaal uit. Dat het geen heerschap was die hield van een rondje chanten van “Give peace a chance” in een meditatiecirkel, was wel duidelijk. Dat hij de Amerikaanse belangen meer dan behoorlijk in de weg zat, was dat nog een pak meer. Amerikanen, Russen, Chinezen, Europeanen etcetera, overal waar grondstoffen te rapen vallen, proberen grootmachten hun voet te zetten en armworstelen ze met elkaar om het lekkerste deel van de buit. En als het overhoop tweeten van de tegenstander niet meer volstaat, gooien we wel eens een pittiger projectiel. Dan houdt iedereen even de adem in en hoopt dat het na een tijdje weer zal kalmeren. Alleen al dat de prijs aan de pomp stijgt na weer eens een vijandig nummertje, doet ons al sakkeren. Maar rijden – en vliegen – zullen we. Vandaag. Morgen. Overmorgen. Altijd en zolang de voorraad strekt. O, maar dan gaan we toch electrisch? Die transitie is al volop bezig, meneer. Klopt, maar die elektriciteit komt ook weer van ergens en vooralsnog in erg beperkte mate van duurzame bronnen. Bovendien bevatten electrische wagens tot zeven zeldzame metalen, die ook weer enkel in bepaalde landen te vinden vallen – vooral in China. Ander terrein, zelfde strijd.
De Donald in onszelf wil niet dat we onze levensstijl grondig in vraag stellen. En indien we dat al doen, staan we niet te springen om die te hertekenen naar een significant duurzame versie. Sinds ik haast dagelijks fiets en nog maar zelden de auto neem, word ik me steeds meer bewust van de niet te stoppen mallemolen waar we in terecht gekomen zijn. Dat is niet onze schuld. We zijn erin gegooid en met schuldgevoelens schieten we niets op. Ik zie de auto’s voorbijrazen en observeer de gejaagde, norse gezichten achter het stuur en denk: wat een waanzin. Het heeft me jaren gekost om de relatieve traagheid van een fiets te leren appreciëren, als een drug waarvan ik zelf moest afkicken. Ik begrijp als geen ander hoe moeilijk het is om die omslag te maken en zelf ben ik er ook nog lang niet klaar mee. Zozeer is de materiële wereld een drug geworden, waarbij dezelfde mantra’s in ons hoofd blijven gonzen: “Sneller! Meer! Onmiddellijk!”
De roaring twenties gaan ons door elkaar schudden en dat is goed. De uitdaging wordt om zowel contact te maken met de Greta als de Donald in onszelf en het niet te zien als een gevecht van David tegen Goliath. Het is geen strijd van klein tegen groot, van goed tegen kwaad. Het is de metafoor van een bewustzijnssprong in onszelf. Dat wordt de grote uitdaging van het volgende decennium. We moeten die twee innerlijke delen, de Greta en de Donald, niet veroordelen of wegflikkeren maar de hand reiken. We moeten onze Donald bedanken voor alles wat hij met verve en in volle overtuiging voor ons gedaan heeft en hem dan met een mooie afscheidsparty ontslaan. Alle leiders die stoere taal en misleidende praatjes hanteren om de oude wereldorde in stand te houden dienen ons niet langer. De materialistische dogma’s en patriarchale preken hebben hun tijd gehad. Tegelijk moeten we contact maken met de Greta in onszelf, die de harde waarheid niet langer uit de weg gaat en de moed vindt om een nooit geziene transformatie aan te gaan. Een omslag naar een duurzame en eerlijker wereld, waarin het bewustzijn het materiële plaatje overstijgt en een nieuwe dimensie betreedt van innerlijke rijkdom en spirituele diepgang. Dat het heftig kan worden, mag ons daarbij niet afschrikken. We hoeven het immers niet alleen te doen. Als we de handen in elkaar slaan, is er waanzinnig veel mogelijk. Met onze vrienden, onze buurt, onze stad, regio, ons land. Met internationale, grensoverstijgende samenwerking zoals de wereld er nog nooit een gezien heeft. Maar eerst in onszelf. Daar begint het. Niemand is te klein om het verschil te maken.
Ik ontdek net je blog en je fantastische schrijfstijl. Mooi. En belangrijke boodschap. Heel belangrijk. Ik hoop dat we er uit komen met zijn allen, maar soms ben ik bang dat het al te laat is.
LikeLike