Ontploffingsgevaar en loutering, daar lijkt de wereld momenteel tussen te zweven. Koortsachtige zoektocht naar een nieuw normaal. Een tweede golf op vinkeslag. De rek is eruit, de frustratie groeit. Dat zie je, dat voel je. Bij anderen en bij jezelf. Bij mezelf.
Op fb zie ik meer wrevelige posts. Verontwaardiging over. Complottheorietje hier, ongezouten mening daar. Daartegenover de eeuwige positivo’s met een vlinderfoto of een ingekaderde wijsheid. De newagers met channelings over de Grote Transformatie, over een gunstige of heftige stand van de planeten, over goddelijke of schadelijke energievelden. Alles lijkt te evolueren naar dat tikje extremer. Rukwind voor de storm.
Sinds een aantal weken volg ik een onlineprogramma van Eckhart Tolle. “De kracht van het nu” is de spijker waar deze spirituele influencer al meer dan twintig jaar op slaat. Contact maken met de verticale dimensie, het diepere bewustzijn. Mocht hij het niet zo helder en herkenbaar kunnen fraseren, zouden die termen nooit voorbij het cliché fietsen. Zoals hoe onze gedachten en emoties voortdurend met ons op de loop gaan, bijvoorbeeld, terwijl we dat tumult kunnen observeren vanuit een plek die we zelf mysterieus en wat wollig vinden, maar niets minder is dan het voorgeborchte van dat diepere bewustzijn. Wat je daaraan hebt behalve een rustpunt, keurig ingepland tussen de hectiek? Tolle heeft een panklaar antwoord: dat je in die dimensie een medium wordt waardoor de Creatieve Intelligentie, zoals hij het Universum of God liever benoemt, zich kan manifesteren. En wat dan wel? Hoe meer je hier en nu aanwezig kan zijn, hoe duidelijker dat wordt. Misschien moet je wel helemaal niets doen.
In een volgende sessie vertelt Tolle het evangelisch verhaaltje van de zussen Marta en Maria. Jezus komt bij hen op bezoek, nestelt zich gezellig aan tafel en vertelt de ene wijsheid na de andere. Maria is aan zijn lippen gekluisterd, terwijl Marta nerveus de keuken induikt om snel een deftige maaltijd ineen te flanzen. Op een bepaald moment heeft ze het gehad met haar zus, die liever blijft luisteren. Of Jezus het normaal vindt dat Maria geen poot uitsteekt, werpt ze hem voor de voeten. “Marta, Marta,” schuddebolt hij. “Wat maak je je toch druk over veel dingen. Slechts één ding is nodig en Maria heeft daarvan het beste deel gekozen. Dat zal haar niet ontnomen worden.” Een schijnbaar anekdotisch verhaaltje zonder veel betekenis, maar dat is buiten Tolle gerekend. Dit is een fundamentele metafoor, legt hij uit, het gaat er simpelweg over dat “zijn” belangrijker is dan “doen”. Dat, wanneer je alles laat vertrekken vanuit bewuste aanwezigheid in het hier en nu, de kwaliteit van je leven vanzelf verdiept en tot ware vervulling leidt. Maar wie maakt er dan nog het eten? Het gaat er niet om te stoppen met dingen te “doen”, wel om ons daar niet in te verliezen en te allen tijde verankerd te blijven in bewustzijn. Daarom komt dat eerst bij Jezus.
Oké, goed, stel dat ik een doel heb, misschien wel om bij te dragen aan een betere wereld. Zoals met mijn schrijfsels, een boek. Geen probleem, klinkt het, alleen overschaduwt het doel dat je wil bereiken vaak de weg ernaartoe. Ben je in je hoofd zoveel bezig met dat doel, dat je vergeet met alle kwaliteit aanwezig te zijn in de stap die je daarvoor hier en nu aan het zetten bent. Het doel doet er niet eens zo toe, want dat zal je op zich geen vervulling geven. Pardon? Overdreven focus op een doel geeft, eens je het bereikt, misschien heel even tevredenheid, om dan opnieuw leegte te voelen en een drang naar een nieuw doel om die weer op te vullen. Tolle maakt de vergelijking met een bedevaart naar Compostella. Het uiteindelijk bereiken van die stad is heel even prettig, misschien hang je er nog een dag rond en dat was het dan. Compostella bereiken is niet het specifieke doel van de bedevaart, wel om je op de tocht daarnaartoe elk moment open te stellen voor de ervaringen die op je afkomen en daarbij het contact te verdiepen met wat er binnen in je gebeurt. Dat is de sleutel tot een dieper bewustzijn en tot transformatie. Hier en nu. Terloops haalt Tolle ook even de coronacrisis aan. Er zijn uitdagingen in persoonlijke levens, allemaal bedoeld voor een groei in bewustzijn. En soms plaatst de Creatieve Intelligentie ook uitdagingen op het pad van de hele mensheid, met dezelfde intentie.
Het plaatje wordt duidelijk. Een verlichte meester ga ik niet worden, maar net als veel mensen voel ik steeds beter aan hoe het normaal van voor corona eigenlijk een vorm van waanzin was, en dat er veel, heel veel nodig is om dat te laten doordringen, ook in mijn eigen leven. Corona lijkt daarvoor zelfs nog niet genoeg. Veel liever zouden we zo snel mogelijk die economieën en onze levens van voorheen weer aanzwengelen, ook al doen die ons terugkeren naar dat afmattende doen, naar die elkaar razendsnel opvolgende doelen van steeds meer en sneller. Die target afvinken, er heel misschien een glas op heffen en dan weer dat nieuwe objectief neerpoten. Want stilstaan is achteruitgaan. Het is alsof Jezus zou adviseren dat we allemaal performante Marta’s moeten worden en enkel als we even tijd weten te maken een keer Maria kunnen of mogen zijn. Een halfuurtje me-time tussen de hectiek en dan hop, dat hamsterrad weer in.
Misschien komt er wel een financiële of andere crisis die zo desastreus is, dat het hele systeem aan diggelen ligt. Dat onze volledige manier van leven en samenleven moet herdacht worden. Of worden we op andere manieren brutaal uit onze comfortzone gerukt. Het ontketende klimaat. Geopolitiek geweld. Of andermaal een virus. Corona heeft ons nederig gemaakt dat we niet alles kunnen controleren, dat we niet ongebreideld kunnen blijven doorgaan zoals we bezig waren. Dat een terugkeer naar hoe het voorheen was ons steeds meer ontglipt, ondanks verwoede pogingen.
Het gamma aan emoties dat ik in coronatijden geëtaleerd zie op sociale media speelt zich ook in mezelf af, stel ik vast. Kwaadheid. Angst. Ontkenning. Frustratie. Conflict. Verdriet. Gepieker. Hoop. Moedeloosheid. En toch, hoe meer ik oefen op die aanwezigheid in het hier en nu, hoe meer ik glimpen bewustzijn beleef die niet door die heftige mix aan emoties en gedachten zijn bezoedeld. De wereld redden of verbeteren is niet langer een doel, zelfs niet een boek. Er is alleen de pagina die ik nu aan het schrijven ben voor deze blog en daarin probeer ik volledig aanwezig te zijn, net als op steeds meer andere momenten.
Dan lijkt alles ook meer vanzelf te gebeuren of merk je meer rare toevalligheden op. Synchroniciteit, zoals toen ik recent aan het fietsen was. Een bestelwagen passeerde me met achteraan de tekst: “Tell your story, change the world.” Dat gebeurde net op een moment dat ik had losgelaten om de wereld te veranderen, of daar althans mijn bescheiden bijdrage voor te willen leveren. Hm, misschien is het wel degelijk zinvol om elkaar te vertellen wat er in deze tijd binnen in ons gebeurt, ging er door me heen, en dat met de wereld te delen, ongeacht of dat ze een ietsepietsie verandert. Misschien schuilt net daar die grote, onderschatte kracht van het aanwezige nu in. En misschien gebeurt daarom die verandering net wel.
Na de bestelwagen passeert even later ook nog een wagen met de gepersonaliseerde nummerplaat “HA HA”. Waarop ik spontaan moet glimlachen. Want, zegt Tolle nog, we moeten alles niet zo dodelijk serieus nemen. Het Universum is een ontspannen plek met helaas gespannen mensen. Alleen komen we daar pas achter als we uit ons dwangmatige doen en denken stappen. Als we wat vaker leren zijn. In die aanwezige ruimte. Dat is de bedevaart waarvoor we uitgenodigd worden. Van corona naar ons innerlijke Compostella.
‘Ja, maar wist Leopold daar eigenlijk wel van?’ De vraag valt tijdens een etentje net niet als een worm in de soep. ‘Die man is nooit in Congo geweest, hé.’ Wat volgt is een geanimeerde discussie waarin enige twijfel wordt gezaaid over de rechtstreekse betrokkenheid van koning Leopold II bij de koloniale wreedheden. In mijn hoofd kleuren de sepia foto’s van afgehakte handen plots bloedrood, gevolgd door een Munch-schreeuw van meer dan een miljoen Congolezen die een kopje kleiner zijn gemaakt. Zelf kan ik me niet inbeelden dat Leopold het niet gewußst had, maar ik doe er pragmatisch het zwijgen toe. Hier raken we toch niet uit.
Ondertussen spurt de politiek naar de gym voor een collectieve workout schouders ophalen. Leopold? Pffft. Eerder debatteerden ze over praktijktesten om discriminatie op de huurmarkt aan te pakken. Dat lag wat moeilijk. Een marathondiscussie over welke lading het woord praktijktest precies dekt belandt in de top 10 van Belgenmoppen anno 2020. Jan Modaal heeft ondertussen diezelfde gym gespot: ‘We snappen het ergens wel, maar moet daar nu echt nog zo’n spel van gemaakt worden?’
Enkele jaren geleden had ik in professionele kringen een tafeldiscussie met een Chinese jongedame. Ze leek me erg westers en open van geest, woonde al jaren in deze regionen. Het gesprek komt op Tibet en de inval van China daar. De dame in kwestie snuift door haar neusgaten. Die had ik niet zien komen: ‘Dat je niet alles moet geloven wat op Wiki staat, veel fake news namelijk, en dat ze hier ook niet in de media vertellen hoeveel terroristen er wel onder die Tibetanen zitten.’ Ik doe er pragmatisch het zwijgen toe. Hier raken we toch niet uit. In diezelfde periode werd in het Vlaamse parlement de Armeense genocide erkend, tot woede van Erdogan en zijn supporters. Die heeft volgens hen namelijk nooit plaatsgevonden. Onafhankelijke bronnen spreken over meer dan een miljoen slachtoffers, dezelfde grootteorde als wat Leopold II in Congo toegedicht wordt. Een stoer Turks statement dat de Vlaming op het vlak van genocide aan Turkije geen lesje te leren heeft, is plots een binnenkopper.
Temidden van al dat welles-nietes, in de hitte van de semantische discussies over welke lading het woord genocide nu precies dekt, dwarrelt een vraag plots als een verdwaalde sneeuwvlok neer in mijn verwarde geest. Of het nu om een ontkenningsturk, dweepchinees of ogenrollende Vlaming gaat, hoe moeilijk kan een gezonde portie empathie in feite zijn? Waarom kunnen wij niet gewoon naar Congo gaan, en dan bij voorkeur koning Filip vergezeld van de premier, om daar publiekelijk een doorvoeld en welgemeend excuus te maken. Ik duw alvast een denkbeeldige micro voor de neus van de koning: “We voelen jullie pijn. We zien de littekens van gewelddadige onderdrukking, van het behandelen van Congolezen als minderwaardige mensen, enkel goed om als slaven mee te draaien in de lucratieve rubberplantages. We hebben jullie gehoord, jullie verhalen van diepgewortelde rassenhaat en van verregaande discriminatie, tot op de dag van vandaag. Onze voorouders, koning Leopold II en iedereen die deelachtig was aan dat gruwelijke, koloniale strijdtoneel, schreven hier een episode in de geschiedenis die gedrenkt was in bloed en tranen, voor het heil van eigen grof gewin. Een geschiedenis die Congo in het hart heeft geraakt, die de ziel van dit mooie land en haar mensen heeft beschadigd en waarvan ontelbaren het slachtoffer zijn geworden. Het woord gruwel doet daarbij tekort aan wat velen hebben doorstaan. We kijken niet langer weg van deze episode uit de geschiedenis. We halen niet langer onze schouders op noch claimen dat het gedateerde geschiedenis is en jullie het beter eindelijk eens een plek zouden geven. Precies daarom staan wij hier vandaag voor jullie en ontwijken jullie blik, jullie pijn niet langer. Want het enige juiste wat hier vandaag kunnen doen is ons diepste medeleven en welgemeende excuses aanbieden voor al het onrecht dat jullie onder Belgische vlag is aangedaan. Het enige juiste wat we kunnen zeggen is “Nooit meer!”, en samen met jullie de gelijkheid en broederschap uitschreeuwen van iedereen op deze planeet. Vandaag is het moment om alle Congolese slachtoffers, om George Floyd en alle zwarten eer aan te doen door schouder aan schouder met jullie mee op te stappen en te scanderen: “Black lives matter! Black lives matter!”
In een opiniestuk lees ik dat het uitspreken van een historisch pardon een eenmalig karakter heeft en daarom beperkend is, laat staan algemene consensus heeft. Naast andere ja-maars. De poging hoeft niet perfect te zijn, wel gemeend vanuit het hart. Dat verschil voelt zelfs een beginner. En een beginner snapt ook dat een beeldenstorm op figuren gelinkt met grote pijn pas eindigt waar de doorleefde compassie met diezelfde pijn begint. Dat anderen helpen met een onverwerkt verleden door het uitspreken van woorden die juist en meevoelend zijn, een enorme genezing in beweging kan zetten. België weet wat het te doen staat.
Volgens de Chinese dierenriem is 2020 het jaar van de rat, het eerste dier in de twaalfjarige cyclus. Wie geboren is onder dit sterrenbeeld is charmant, efficiënt, diplomatisch en ondernemend. De schaduwzijde van een rat is dat hij iedereen onder tafel kan babbelen. De rat kan ook onbetrouwbaar zijn, laf, egocentrisch en uit op materieel gewin. Een verkwister die het graag breed laat hangen. Een Chinese rat of toch zijn schaduw, bedacht ik, is dus uitermate geschikt voor de naar hem vernoemde race. Daarvan zou de rat in 2020 een nieuwe cyclus van twaalf jaar aftrappen, misschien nu al de cyclus teveel. Maar uitgerekend een vleermuis stak daar een stokje voor.
Terwijl landen met elkaar bakkeleiden over wie schuld voor de verspreiding van het virus treft of wie de beste aanpak heeft, en daarbij ook de complottheorieën niet schuwden, leek iedereen voorbij te gaan aan het perspectief van de ziel. Die kreeg geen zendtijd of micro onder de neus en heeft bovendien het nadeel om zich vooral te uiten in beelden, metaforen en symbolen. En laat de vleermuis nu net het spirituele symbool van wedergeboorte zijn. In Zuid-Amerika begeleidt de vleermuis, die al bij de Maya’s als belangrijk krachtdier gold, de sjamanen in hun opleiding. De inwijdingsriten zijn naar onze maatstaven onmenselijk zwaar en behelzen ondermeer een “sacred burial”, een nachtje begraven worden in de aarde, wat symbool staat voor het ten grave dragen van het ego. Als healer en ziener moet je zuiver kunnen opereren vanuit de ziel. Je wordt de verbinding tussen hemel en aarde, de schakel tussen mens en iets dat hoger dan hemzelf is. Ik schreef niet per toeval “je” in plaats van “hij” of “zij”. De vleermuis nodigt ons via corona uit om onze eigen donkere nacht van de ziel aan te gaan. Maar wat betekent dat en hoe word je daar beter van?
Al vaker schreef ik blogs over transformatie en transitie. Over het verleggen van de focus van het materiële naar het spirituele. Van hoofd naar hart. De coronacrisis leek een uitgelezen moment om die cliché-uitspraken eindelijk wat tastbaarder te maken en dus liet ik me niet onbetuigd. Paulo Giordano, schrijver van “De eenzaamheid van de priemgetallen”, verwoordt het zo: “Ik ben bang voor alles wat de coronacrisis kan veranderen. Ik ben bang dat ik ontdek dat de beschaving die ik ken een kaartenhuis is. Dat alles wordt uitgewist. Maar ik ben ook bang voor het tegenovergestelde: dat als de angst straks weg is, alles bij het oude is gebleven.” In de nacht van onze figuurlijke sacred burial botsen we op al die angsten, waarbij het soms lijkt dat we geen kant meer op kunnen. We zijn doodsbang dat alles – en dus ook ons haastig maar gekend leventje – in elkaar stuikt. Tegelijk vrezen we de terugkeer naar een “normaal” dat eigenlijk al een crisis was. We vluchten als in een film dat donkere steegje in, achterna gezeten door een groot gevaar, en stellen plots paniekerig vast dat het steegje almaar vernauwt en tenslotte doodloopt. Toch hopen we stiekem onze bourgondische levensstijl weer snel op te pikken. We kunnen ons nu eenmaal geen wereld meer voorstellen zonder de geneugten die we bijna als verworven rechten zijn gaan koesteren. Zelfs al is het een wereld die niet duurzaam is. Een wereld, zolang de voorraad strekt. Wanneer er droogte dreigt, sproeien we het drinkwater over auto of gazon en vullen nog gauw dat net gekochte zwembad in de tuin. We zijn de Bourgondische hertogen met de lege schatkist die tegen beter weten in blijven schransen.
De donkere nacht van de ziel is geen prettige nacht, erover schrijven geen feelgood voer. Persoonlijk doe ik het zo slecht nog niet, denk ik dan soms. Bijvoorbeeld door weinig vlees te eten, autoverplaatsingen zoveel mogelijk te beperken en spaarzaam met water om te springen. Mocht iedereen dat doen zou de wereld al heel wat beter af zijn, grom ik soms stiekem in mezelf, waarbij ik de ander inherent culpabiliseer in plaats van inspireer. Mijn donkere nacht leert me dat mijn denken niet meer is dan een slecht alibi. Een schaamlap. Ondanks al mijn mooie intenties nam ik zonder verpinken nu en dan zelf een goedkope vlucht, zelfs begin dit jaar nog en steevast zonder die vrijwillige groene taks op te hoesten om je vlucht zogenaamd in CO2 te compenseren. Ik doe al zoveel, denk ik dan, wat niet van iedereen kan gezegd worden. En dat vliegtuig zou sowieso toch de lucht in gaan, ook zonder mij, dus dat kan er nog wel even bij. Het was een schokkende vaststelling dat ik net als iedereen me uitput in excuses en gewoon ook bourgondisch blijf in mijn denken. Het kan best zijn dat ik meer krediet scoor, als het me goed uitkomt sluit ik me gewoon naadloos aan bij de collectieve “dat kan er nog wel even bij”-mantra. Het oude bewustzijn.
De recente uitspraak van Dirk Draulans in verband met de aanhoudende droogte was voor mij een zoveelste eye-opener: “Een droogteperiode lijkt ervoor gemaakt om mensen te confronteren met hun hoogmoed. Maar die lijken nog steeds niet te begrijpen dat we op de limieten botsen van hoever we de aarde kunnen drijven voor ons comfort. Nu beginnen wij stilaan te beseffen dat we de voorbije vijftig jaar boven onze stand hebben geleefd.” Die droogte komt nog bovenop de coronacrisis. Alsof een hogere kracht de duimschroeven nog wat wil aanhalen om ons op betere gedachten te brengen. In werkelijkheid hebben we die situatie zelf gecreëerd en kunnen we ze dus zelf ook weer veranderen. Niet door hier en daar een steentje bij te dragen, maar door een radicalere transformatie in denken en doen.
In hetzelfde rijtje clichés schrijf ik soms dat de oplossing ligt in het vrouwelijke en dat we dat weer meer moeten omhelzen. Het mannelijke wordt daarbij vaak voorgesteld als het doen, het rennen, vaak roekeloos en niets ontziend. Het vrouwelijke is dan weer de veilige haven waar we tot rust kunnen komen, het liefdevolle zijn. Een typisch vrouwelijke kwaliteit kwam tijdens de lockdown sterk naar voor: het zorgende. Er werd zelfs voor geapplaudisseerd. Als er iets is dat als een helder licht aan het einde van de tunnel schijnt, dan wel dat, voelde ik. Die zin om zorg te dragen. In de eerste plaats voor onszelf, maar niet ten koste van de ander. Niet ten koste van de aarde waarop we leven. Zorg dragen in verbinding met. We kunnen het cliché pas overstijgen wanneer we dat ook daadwerkelijk in de praktijk omzetten. Niet door er enkel over te praten, lezen of schrijven, niet omdat moraalridders ons daartoe aanzetten, maar omdat we het vanuit ons hart zo voelen en willen.
De donkere nacht van de ziel hebben we alleen te gaan, net zoals de sjamaan tijdens zijn of haar sacred burial alleen onder de grond doormaakt. Tijdens die nacht zal alles door ons hoofd malen, van complottheorieën van doemdenkers tot hoopvolle boodschappen van lichtwerkers. Dan passeren al onze angsten de revue en moeten we alle zeilen bijzetten om ons niet te laten meesleuren in een oude of nieuwe maalstroom. Of om weer niet in de ontkenning te gaan en alles weer vakkundig onder onze mat te vegen. Onder die wilde golven, onder de storm die woedt buiten en in ons, ergens diep onder het oppervlak van die onstuimige zee, heerst een rust en stilte die we niet voor mogelijk achtten. Daar lonkt de dageraad na onze donkere nacht, wanneer we samenvallen met de authentieke en beste versie van onszelf, met de kracht van onze ziel. Houd het voor mogelijk. Dit is een tijdperk waarin ieder op zijn eigen manier en tempo die donkere nacht door te maken heeft, met de vleermuis als krachtdier om dat schitterende maar aartsmoeilijke proces te bewaken. De vleermuis is onze sjamanistische gids in deze donkere tijden en geeft ons moed. Daarom wordt 2020 niet het jaar van de rat noch van zijn race. Daarom wordt 2020 met stip het jaar van de vleermuis.
Gelaten aanhoor ik de Belgische exitstrategie, die ons nog voor lange tijd een gemondkapte anderhalvemetermaatschappij voorspiegelt. Met de groepsimmuniteit loopt het ook al niet lekker en een vaccin, als dat er op een dag komt, zal geen volledige garantie bieden. “Corona zal een blijver zijn”, strooide een viroloog nog wat zout op de wonde. We zitten klem.
GEES, voluit de Groep van Experts die belast is met de Exit-Strategie, is tevens het Afrikaanse woord voor mind. Maar wanneer je vastloopt op een probleem is het tijd om out of the box te gaan denken of beter nog: out of the mind. De “gees” mag uit de fles.
In een boek over boventoonzang botste ik ooit op een oefening om beter met ergerlijk lawaai – noise – om te gaan. Kruispuntdrukte. Een snerpstem. Een kettingzaag. Noise is niet meer dan een oordeel over een geluidservaring, stond er. Dat we onze kracht weggeven door de verwenste tingeltangel onze gedachten en emoties te laten overheersen. Dat kon anders, en wel door het geluid in kwestie een keer bewust volledig toe te laten. Ja, dat lees je goed, door in plaats van het proberen buiten te sluiten er bij wijze van meditatie eens met alle aandacht naar te luisteren en er zelfs mee te resoneren. Vervolgens moest je visualizeren dat de klank zonder enige obstructie doorheen het lichaam golfde om dan opwaarts via de kruin het lichaam te verlaten. Het hielp daarbij om diezelfde klank luidop te zingen, met klemtoon op de klinkers die je langer aanhield. Dat werkte de release van de noise energie in de hand. Tenslotte moest je de klank – en het release proces – zegenen en bedanken voor wat het gebracht had onder de vorm van een healing, les of inzicht. Toen ik die oefening voor het eerst uitprobeerde stond ik niet alleen versteld over hoe goed ze werkte, ze was een eye-opener. Een zinnetje bleef me altijd bij: “We kunnen onze gezondheid meer schade toebrengen door noise proberen te weerstaan dan door ernaar te luisteren.” Daar moest ik aan denken toen door corona-experts voor de tigste keer gehamerd werd op de anderhalve meter, de handhygiëne, de mondlapjes en de kuchmaskers.
‘Wat indien we de kettingzaagmeditatie eens zouden toepassen op corona?’, vroeg ik me af. Door daarover te mediteren kwam ik erachter dat we dit in eerste instantie niet op het coronavirus zelf zouden moeten richten, maar op de emoties die het teweeg brengt, in eerste instantie de angst. Dat is een onderschatte, heftige trilling waarvan we de neiging hebben om ze ofwel weg te duwen, ofwel ons erdoor te laten overweldigen. Geen van beide zijn gezond. De angst voor de dood plakt daarbij achter ons behang en laten we nu net in het westen de dood als het ultieme taboe gebrandmerkt hebben. We botoxen onze veroudering weg, slikken dure supplementen en stoppen senioren weg in woonzorgcentra. Net die laatste worden hard getroffen en doen de statistieken aanzwellen. Dagelijks verschijnen de sterftecijfers pixelscherp op televisie, samen met schermvullende achtergronden van het op een zeemijn lijkende virus. Dat alles voedt overvloedig onze percepties. Het boetseert onze gedachten en gevoelens rond corona tot een onontwarbaar kluwen waarin angst, woede en soms ook verdriet regeert, al dan niet onderhuids. De kettingzaagmeditatie toepassen op onze emoties en beeldvorming rond corona is een eerste stap in een exitstrategie uit de huidige impasse, met doodsangst als de grootste uitdaging. Daar stopt het niet bij.
In vele oude culturen heerste het geloof dat alles met elkaar verbonden is, dat alles bewustzijn heeft en er dus met alles kan gecommuniceerd worden. Indien er nood was aan een nieuwe kano om te vissen, trok een Hawaiiaanse sjamaan het woud in en vroeg welke boom bereid was zich hiervoor op te offeren. Dat soort van bewustzijn zijn we verleerd, we doen lacherig over dergelijke rituelen als folkloristische hocus pocus. Omgekeerd lachen zij – of eerder huilen – om onze waanzin, waarbij we met lange tanden moeten toegeven dat de harmonie in onze manier van leven al een tijdje ver te zoeken is. Wat jullie voor corona nodig hebben, zeggen ze, is een verschuiving van “macht over” naar “kracht om”. We proberen controle te krijgen over het virus met verregaande middelen en inspanningen, een ware machtsontplooiing, maar staan er door ons gevoel van afscheiding geen moment bij stil om onze eigen mogelijkheden aan te spreken. We geloven niet dat een virus een boodschap met zich meebrengt. We geloven evenmin dat het een bewustzijn heeft waarmee ieder kan communiceren en houden het liever voor altijd op afstand, minstens anderhalve meter. Met ons immuunsysteem voelen we evenmin contact, met om het even wat in het universum. We zijn verleerd om te vertrouwen op onze intuïtieve vermogens om tekens te herkennen die ons iets willen zeggen. Om boodschappen te begrijpen achter de kleine en grote gebeurtenissen in ons leven. De lockdownstilte is de beste opportuniteit in jaren om hiermee te experimenteren, om deze vermogens opnieuw wakker te maken en aan te scherpen. Plus est en vous.
Het virus verwelkomen betekent niet dat je het bewust moet opzoeken. Toen ik tien jaar geleden met wilde dolfijnen zwom, kwamen ze, tenminste als ze daar zin in hadden, op een armlengte naast je zwemmen, op zoek naar (oog)contact. Dat was telkens weer een pakkend moment dat nooit wende, alsof je van ziel tot ziel tegenover elkaar stond. Maar stak je een hand naar ze uit, dan lieten ze dat niet gebeuren en namen onmiddellijk wat meer afstand. Alsof ze wisten dat menselijke bacteriën op hun huid schadelijk zijn – dat zijn ze ook. Op eenzelfde manier kunnen we corona benaderen, door er spreekwoordelijk en nieuwsgierig naast te zwemmen en contact te maken met wat het ons op een dieper niveau te vertellen heeft, zonder dat we solliciteren naar een besmetting. En wanneer dat toch mocht gebeuren faciliteert het nog steeds hetzelfde proces, alleen een pak intenser.
Enerzijds kunnen we extra attent worden op de signalen die zich aanbieden, op vergeten herinneringen die opborrelen of op vreemde, nachtelijke dromen. Wat vertellen die? Welke gedachten en emoties komen er naar boven en durven we die doorvoelen, zodat we ze nadien kunnen loslaten? Een zeer intens proces, maar wel eentje dat ons leven ten goede kan veranderen, soms zelfs leiden tot een ongeziene, persoonlijke transformatie. Anderzijds kunnen we onze focus en energie richten op ons afweersysteem, ongeacht of we besmet zijn. We kunnen het bedanken en versterken met affirmaties, het vertrouwen schenken in plaats van het te ondermijnen met paniek. Af en toe een bewust moment kan al volstaan, als het maar gedreven is door de liefde voor onszelf eerder dan door de angst voor het virus. “Controle over” zullen we nooit krijgen, “kracht om” kunnen we creëren en oefenen.
In 1317 werd Portugal getroffen door de pest, die met rasse schreden ook Coïmbra naderde. In het klooster van de Arme Klaren ontstond paniek. Moeder Overste stond op het punt iedereen toelating te geven het klooster te ontvluchten, tot een bedelaar aanklopte. Hij overhandigde een gebed, dat bekend werd als de “Stella Coeli Extirpavit”. De Klaren bleven, baden het gebed dagelijks en bleven gevrijwaard, het werd al snel in heel Europa afgehaspeld op repeat. Het gebed bevat kortweg een oproep tot goddelijke bescherming en verwijst daarbij en passant naar de menselijke zondigheid als oorzaak van al dat onheil. Want zo werden deze calimiteiten eeuwenlang bekeken: als een straf van God. Ook vandaag nog zwaaien fundamentalistische christenen met de Bijbel. Ze vinden er voorspellingen in over corona als teken dat het het einde der tijden in zicht is. Het idee van bestraffing zit nog steeds in ons DNA en religieus of niet, ook nu vragen we ons nog steeds af waaraan een persoon die we appreciëren corona verdiend heeft, al dan niet met fatale afloop. Naast angst voor de dood behoort de bestraffingslogica tot het clubje onderhuidse overtuigingen die een bewustzijnssprong mega in de weg zitten. Dat hoeft niet langer.
De kettingzaagmeditatie is geen middel om controle over het virus te verwerven, wel een manier om contact te maken met onze eigen innerlijke kracht. Om ons bewustzijn naar een hoger plan te tillen. Om ons een holistisch wereldbeeld eigen te maken, voelbaar voor onszelf en voor anderen. Om de harmonie in en rond ons te herstellen, zodat we met vertrouwen door het leven en haar uitdagingen kunnen fietsen. Ook corona. Misschien is die beweging wel net ons beste vaccin.
De Grote Lockdown van mijn vader en grootvader eindigde op 7 september 1944, toen een Canadese tank over de dorpskasseien denderde tussen een uitzinnige mensenhaag. Vier jaar lang was Veurne en omstreken “sperrgebiet” geweest: zonder pasje mocht je niet verder dan 5km van huis, met de avondklok stipt om 20h. De GAS-boete voor een overtreding bestond uit drie weken gevangenis. Na die jarenlange ophokking waarbij Duitse helmen dagelijks voorbij de dorpsramen defileerden en zwarte laarzen staccato klakten op de trottoirs, kroop opa op elke tank om er WELKOM op te krijten. Vader keek ademloos toe. Hij was net tien geworden.
Pa doet het bevrijdingsverhaal graag, zoals ook nu over de telefoon in volle corona periode. Ik heb dan nog niet door hoe het verbonden is met een schijnbaar achteloos feit eerder op de dag. Ik was gaan fietsen en hield halt bij een kapelletje, midden op een akker. Ik peddelde over het paadje tot bij het godshuisje en tuurde nieuwsgierig door de tralies. Geen Maria hier, zoals overal te lande, wel haar gemaal Jozef. Tiens, dacht ik, die zie je niet vaak en al zeker niet met een zeven- of achtjarige Jezus tegen zich aan. Mijn verbazing werd nog groter. Terwijl de meeste heiligen de mimiek bezigen van iemand die tegen heug en meug poseert, lacht deze Jozef liefdevol naar zijn zoontje. Die laatste reikt een gretig handje naar hem, maar Jozef vindt het niet nodig om dat spontane kindgebaar te beantwoorden. De rechterhand op zijn borst lijkt zelfs eerder op een soort excuushouding, waardoor het tafereeltje iets krijgt van: “Ik zie je heus wel graag, zoon, maar voor dat knuffelgedoe moet je toch eerder bij je moeder zijn. Trouwens, ik moet nog dringend een timmerwerkje afmaken. Er moet tenslotte brood op de plank komen.”
Tijdens de verdere rit naar huis blijft Jozef door mijn hoofd malen. In het Nieuwe Testament lijkt de man van Maria een verloren gelopen figurant, die af en toe per ongeluk door het beeld loopt. Ja, hij staat netjes bij de kribbe. En ja, hij speelt heel even een glansrol door zijn kersverse gezinnetje in veiligheid te brengen naar Egypte, nadat Herodes het gemunt had op hun speciale zoontje. Maar dat is het zowat. Zijn laatste vermelding is na het jaarlijkse paasuitje naar Jeruzalem wanneer zoonlief, twaalf ondertussen, er doodleuk vanonder is gemuisd. Wanneer hij en Maria in de smiezen krijgen dat hij niet mee is met de karavaan op de terugweg, maken ze als de weeromstuit rechtsomkeer. Na drie lange, bange dagen vinden ze zoonlief doodgemoedereerd in de tempel, cool discuterend met de leraars. Maria kan Jezus’ puberale streek niet smaken: “Wat hebt gij ons aangedaan? Uw vader en ik hebben U met angst gezocht,” ventileert ze. Jezus probeert er zich vanaf te maken met een spirituele oneliner. Jozef staat erbij en kijkt ernaar, Maria doet niet eens de moeite om haar man wat aan te porren, met zoiets als: “Zegt gij ook eens iets, Jozef.”
Ik kruis de Diestesteenweg, waar de auto’s dezer dagen op een hand te tellen zijn. Bij het doorkruisen van het landschap aan de overkant fantaseer ik over mogelijke tirades van Jozef: “Kijk, lieve zoon, we begrijpen dat je hier bent met een speciale missie en dat je jezelf zo snel mogelijk wil ontwikkelen. Maar je had ons op zijn minst eerst kunnen verwittigen of, beter nog, het beleefd kunnen vragen. Het getuigt niet van bijster veel tact om je moeder en mezelf zo doodongerust te maken, toch? Opgroeien bestaat niet alleen uit kennis en wijsheid opzuigen, hoe fascinerend ook misschien. Het betekent ook verantwoordelijkheid leren nemen voor je daden en rekening houden met je naasten.” Ik kijk de Jozef van het kapelletje strak aan en vraag hem waarom hij dat heeft laten liggen, maar ook nu hult hij zich in stilzwijgen. Terwijl Maria door de eeuwen heen een iconische rol kreeg toebedeeld, en in recentere tijden ook die rijzende ster aan het spirituele firmament, Maria Magdalena, is Jozef altijd een grijze mister anoniem gebleven. Zelfs als hardwerkende timmerman maakt hij amper een begin van rolmodelschap waar.
Gelukkig zijn er naast het Nieuwe Testament ook nog de apocriefe, niet door het Vaticaan erkende geschriften, zoals de Dode Zee-rollen. Een van die geschriften stamt uit de vijfde eeuw en is getiteld: “De geschiedenis van Jozef de timmerman.” In dat document vertelt Jezus over zijn stiefvader aan de apostelen, op de beroemde Olijfberg. Ook voor de apostelen moet Jozef een merkwaardige, vragen oproepende figuur geweest zijn. Zo komen we te weten dat Jozef een weduwnaar was met zes kinderen vooraleer hij door priesters gevraagd werd om voogd te worden van de twaalfjarige Maria. Zo geschiedde. Twee jaar later, Maria is dan veertien, komt Jozef op een dag thuis van het werk en merkt haar buikje op. Ze is dan al drie maand ver. Jozef wil haar eerst wegsturen om een schandaal te voorkomen, maar de engel Michaël rept zich om een en ander uit te leggen en Jozef op andere gedachten te brengen. Meer nog, het zou beter zijn indien hij met Maria zou huwen. Holy shit, zucht Jozef: dat moet dan maar. Plots wordt Jozefs rol opgewaardeerd van voogd tot partner in een schijnhuwelijk. Een bizar koppel in een nieuw samengesteld gezin, waarin Jozef vruchteloos zijn plek zoekt. Over een prettige (stief)vader-zoon relatie met de kindmessias in wording horen we niets, wel hoe Jozef zich blijft storten op zijn timmermanskunsten tot hij, 111 ondertussen, zijn einde voelt naderen. Jozef vindt dat hij er maar een potje van gemaakt heeft. Hij trekt een blik zonden open voor een rondje zelfkastijding en ziet zijn dood allerminst vredig tegemoet. Urenlang prent Jezus hem in dat het wel goedkomt, geholpen door Maria. Het eindigt ermee dat Jezus hem veilig en wel helpt overgaan. Hij schakelt de engel Michaël in om zijn ziel mee te nemen naar het Licht. Met succes natuurlijk.
“De geschiedenis van Jozef de timmerman” lijkt soms eerder op “De geschiedenis van Jozef de loser”. Zijn zwakke en twijfelachtige rol heeft onmiskenbaar een stempel gedrukt op de ontwikkeling van mannen door de eeuwen heen. Het lijkt alsof we allemaal nog die onzekere Jozefs zijn, op zoek naar onze rol, naar onze missie. Ik vraag me af of wij, mannen, niet al eeuwenlang in lockdown zijn. Net zoals Jozef zich terugtrok in zijn timmermansatelier en daar graag lange dagen maakte, kruipen wij tegenwoordig weg achter computers en machines, achter boeken, jaren tachtig rock, Aperol Spritz en vooral: achter een zandgordijn in onze emotionele woestijn. Het is de rol waarin we veruit op ons best zijn, buiten het verraderlijke terrein van relationele en opvoedkundige besognes, weg van maatschappelijk engagement of heikele levenskwesties.
Toen mijn grootvader de laatste Canadese tank met welkomstwoorden had getooid en het gedaver van ijzeren rupsbanden uitstierf in de verte, wachtte na de euforie het Grote Vacuüm. Dertig jaar eerder had opa in de loopgraven van WOI de moffen stoer het hoofd geboden. Nu had hij dat kunstje nog eens losjes overgedaan, als een dorpsheld die de vijand vier jaar lang subtiel gesaboteerd had. Hij stierf twintig jaar later en acht maanden voor mijn geboorte. Net zoals Jozef zijn kersverse kindvrouw en haar pasgeboren zoon voorbij de Romeinse patrouilles tot in Egypte loodste en daar als een eersteklas fixer hun overleving organiseerde, zo werd mijn grootvader de actieheld die familie en naasten veilig doorheen twee wereldoorlogen loodste. Een pak moeilijker kom ik iets te weten over zijn leven buiten het strijdgewoel, of het moest zijn noeste arbeid zijn. Toen hij zijn einde voelde naderen ging dat gepaard met pijn en bitterheid, net zoals bij Jozefs doodsbed. “Houd moed en draag het zware kruis dat God ons overzendt,” gaf opa nog mee op zijn doodsprentje. Hij nam zijn tormenten mee in zijn graf. Hopelijk was de engel Michaël ook hier van de partij en zorgde hij net als bij Jozef voor zielenrust.
Zover wil ik het niet laten komen. De corona quarantaine nodigt mij als man uit om stil te staan en naar binnen te gaan. Uit de rush en de comfortzone. Dat valt niet altijd mee. De baas van een groot bedrijf zei dat zijn vrouw eerst gelukkig was om hem eindelijk wat meer thuis te weten, maar zag hem na een week of twee alweer liever eens op zakenreis vertrekken. Gewoon “zijn” is hoogst onwennig voor een man. Zijn lockdown zit vervat in het perpetuum mobile van het “doen”. En dus worden er series gebingewatcht of chipszakken opengescheurd bij de krant met het coronanieuws, het glas Pinot Noir binnen handbereik. En op youtube toont een Brusselaar fier hoe hij in zijn kot handmatig de rijstkorrels voor zijn maaltijd telt, zo’n tienduizend op twee uur tijd. Meditatie of weer een andere vorm van prestatie? Veel minder reflectie over hoe de man zichzelf ziet tijdens en na corona. Hoe heeft het hem veranderd? Welke lessen heeft corona hem geleerd? Heeft de periode de verbinding met zijn partner, als die er is, vergroot of net op de proef gesteld? Wat vindt hij dat er in het post-corona tijdperk in de wereld moet veranderen? Dat soort vragen, waarvoor mannen te weinig thuisgeven. Maar er is hoop.
Eeuwenlang hebben wij, mannen, proberen te scoren via het heldendom voor een of andere vermeende goede zaak. Kruistochten, territoriale conflicten en oorlogen waren de biotoop waarin we onze identiteit dachten te claimen, en nog steeds. Bij afwezigheid van crises storten we ons op ons werk als een ander soort van oorlog. Bedrijven proberen elkaar de loef af te steken of te overmeesteren met een vijandig overnamebod of handelsoorlog. De derde wereldoorlog is al een tijdje aan de gang, vanuit loopgraven waarin we onszelf al jarenlang in lockdown houden. De vijand heet “genoeg”, de beoogde buit bestaat uit “meer”. Niet alleen bij grote bedrijven, het huist in elke man. Hard werken en geld/materie verzamelen zodat onze naasten en toekomstige generaties het beter kunnen hebben was al te lang onze manier – de enige – om onze liefde te tonen. Maar ze werkt niet meer. Dat legt corona bloot.
Trappen we na de corona crisis de rat race weer neurotisch mee op gang of worden we deelachtig aan een nieuw bewustzijn? En wat betekent dat dan? Dat zijn de vragen die in de thuisquarantaine achter het behang blijven kleven, vragen die tijdens het opsporen van een seriemoordenaar in een Scandinavische crimi of tijdens het tellen van rijstkorrels als vervelende banners op ons innerlijke scherm voorbijschuiven. Op repeat.
In “De geschiedenis van Jozef de timmerman” staat een merkwaardige passage over levensverlengende maatregelen van God. Wanneer een man van zijn leven een zooi maakt, zo staat er, wordt zijn leven niet verkort maar net verlengd. Dat geeft hem meer tijd voor inzichten en zelfreflectie. Krijgen ook extra time: mannen die inspireren en de wereld beter maken, zodat hun faam met de leeftijd blijft toenemen en ze des te meer navolging krijgen. Enkel voor mannen die kwaad en verbitterd door het leven gaan is er minder goed nieuws: hun leven zal ingekort worden, zelfs in de fleur van hun leven kan de stekker er zomaar uit. We hoeven dit niet letterlijk te nemen. Het is het hart dat ons helpt om dichter bij onszelf en anderen te komen. Het is het hart dat ons levenslessen aanreikt, ook al hebben we de bal voor de zoveelste keer misgeslagen. Het is het hart dat toont dat er een andere weg is dan altijd weer deel te nemen aan een strijd of rat race. Indien je niet leeft met het hart als kompas, ben je eigenlijk al dood. De ware lockdown is de lockdown van het mannelijke hart.
Ik betrap mezelf erop dat ik de neiging heb om me in mijn kot op mijn werk te gooien, zelfs nog een tandje bij te steken. Om me tijdens de lockdown te verschuilen in de kamer vanwaaruit ik werk en langere dagen maak dan nodig, tot ergernis van. Om in de chipszak te graaien en voor het avondmaal nog snel een porto soldaat te maken. Tegelijk is diezelfde kamer de man cave waar ik me laat beroeren door mooie melancholische of spirituele muziek, waar ik mantra’s zing, reflecteer over mezelf en over de wereld en waar ik blogs als deze neerpen. Generaties en eeuwen mannen-DNA gooi ik niet zomaar van me af, maar ik heb er vrede mee. Het gaat om die heerlijke barsten in mijn mannen-lockdown.
Het idee voor een sjamanistische reis op de Corona afdeling ontstond toen ik patiënten in buiklig zag, als vissen happend naar zuurstof uit beademingsmachines. De houding zorgt voor een betere doorbloeding van de longen. De patiënt wordt daarbij in een kunstmatige slaap gehouden, waaruit hij wel of niet meer zal ontwaken. “Ga ik nu dood?” vroeg een patiënt, net voor hij in zo’n slaap werd gebracht, dat getuigt een intensivist in de krant. “We gaan alles doen om je erdoor te halen,” luidde zijn eerlijke maar weinig geruststellende antwoord. De patiënt was als een astronaut, die voor de lancering van de raket in zijn krappe capsule gegidst wordt en hoort hoe de deur achter hem gezekerd wordt. Nu staat hij er alleen voor, rondzwervend in de schemerzone tussen leven en dood.
De link met de wereld van het sjamanisme klonk steeds luider. In traditionele culturen zijn trance reizen een gekend ritueel. De sjamaan zingt en/of trommelt, terwijl de persoon die de reis naar andere werelden onderneemt in een bepaalde houding zit of ligt. Het soort houding bepaalt de intentie van de reis en het soort ervaringen die zullen beleefd worden. Het kan bijvoorbeeld gaan om het verwerven van diepere inzichten of om een healing te ontvangen. Liggende houdingen zorgen doorgaans voor reizen in de onderwereld, met grotten, onderaardse meren, grootse landschappen en krachtdieren vol symboliek. Vaak onderneemt de sjamaan zelf de reis, hij is immers de schakel tussen de mensenwereld en die van de spirits.
Er bestaat een prent uit 1673 waarop zo’n ritueel staat afgebeeld bij de Sami, het traditionele rendiervolk uit Scandinavië. Een sjamaan ligt op zijn buik met zijn trommel op zijn rug, zijn rechter enkel over de linker. Een begeleider trommelt hem de trance in. Het is de enige bekende sjamanenreis met een houding in buiklig. Ik vroeg me af of zo’n Sami ritueel me op een of andere manier zou kunnen verbinden met de Covid patiënten, die in een gelijkaardige houding in een andere wereld vertoeven. Deze week deed ik de test. Het was behelpen, zo in eigen kot, maar gelukkig heb ik een CD met een sjamanentrom. Dit is mijn relaas.
Ik beland bijna onmiddellijk op een afdeling vol Corona patiënten in buiklig. Het is nacht en de ruimte wordt gevuld door het betrouwbare ritme van de beademingsmachines. Op monitors tintelen getallen. Ruggen en borstkassen rijzen schier onmerkbaar zachtjes op en neer. Ik krijg het beeld van baby’s op een moederbuik of beter gezegd, kwetsbare patiënten liggend op de buik van Moeder Aarde. Over de vloer beweegt iets, het is een slang, dan nog een. Het duurt niet lang of op elk bed kronkelt wel een slang over de patiënt. Ze hebben niets dreigend of luguber in de zin, ze zijn hier enkel als krachtdier. De slang heeft de unieke gave om zijn oude huid te kunnen afwerpen en te vervangen door een nieuwe. Daarom staat hij symbool voor vernieuwing, genezing en wedergeboorte. Ze ondersteunen de patiënt bij dat proces. Degenen die het overleven zullen het leven door een nieuwe bril bekijken, dankbaar voor het herstel. Meer verbonden met hun geliefden, met de spirituele wereld. Hun transformatie zal aan hen een nieuwe, diepere dimensie van het leven onthullen en hun ziel doen groeien in wijsheid en in liefde. Maar voor zij die het niet zullen halen staat er een minstens even grote transformatie op til. Een die zal leiden naar een wedergeboorte in de spirituele wereld.
De slangen verdwijnen, ze ruimen plaats voor een roedel wolven die zich gedisciplineerd in de ruimte installeren, elk aan het voeteinde van een bed. Daar zitten ze neer als wakers, alert en kijkend naar de leidster van het gezelschap, een witte wolvin. Wolven creëren orde in de chaos, ze brengen balans. Het zijn ook familiedieren, trouw en zorgzaam voor elkaar. In dat opzicht zijn ze het verlengstuk van de dokters en het verplegend personeel in de spirituele wereld. De wolven waken over de patiënten en zorgen ervoor dat ze niet zullen verdwalen in de wereld waarin ze zijn terecht gekomen. Niemand voelt zich alleen of bang in hun geruststellende nabijheid.
Dan gebeurt er iets bijzonders. Een patiënt staat op het punt om over te gaan. De witte wolvin merkt dit op, springt op het bed en gaat naast de man zitten. “Je hoeft niet bang te zijn,” brengt hij telepatisch over. “Ik ken de weg.” In de Griekse oudheid vormt de rivier Styx de grens tussen leven en dood. Veerman Charon vervoert de zielen van de gestorvenen over deze rivier naar de overkant, naar het rijk van de doden. Net deze week is er in de Kempen meermaals een wolf gesignaleerd. Deze wolf is er kennelijk als eerste in geslaagd om het Albertkanaal over te steken. Geen sinecure, naar de overkant zwemmen is omwille van de steile betonnen oevers bijna zelfmoord voor een wolf. Maar het zijn zo’n intelligente spoorzoekers dat ze zo’n situatie goed kunnen inschatten. Misschien vond hij een plek met een trap in de oever of vond hij een brug waar hij low profile over kon. De weg vinden en tonen aan soortgenoten is een talent van de wolf. Zo toont de witte wolvin ook de weg aan de gestorven man. Zij is de gids over zijn rivier naar de overkant, waar de ziel van de man veilig wordt afgezet. De wolvin wordt bedankt, ze nemen afscheid.
De ziel wordt getrokken naar een plek vanwaar tromgeluiden opstijgen. Hij gaat ernaartoe en komt terecht bij Sami, gehuld in rendiermantels en zittend in een kring. Een sjamaan, duidelijk de leider in dit ritueel, trommelt met gesloten ogen. Er heerst een soort van opwinding. De ziel ziet hoe een dode persoon op een draagbaar naar de kring wordt gebracht en in het midden neergelegd. Het is patiënt nul, de allereerste Chinese drager en slachtoffer van het virus. Er wordt gezongen en eer betoond aan deze man, die een goddelijke opdracht heeft volbracht. Hij is het, die zich heeft opgeofferd om een noodzakelijke transformatie op Aarde in gang te zetten. De ziel van de man ziet dat hij niet alleen is. Ook de zielen van alle andere Covid doden staan rond de kring en lijken met een energetisch koord met elkaar verbonden. Ook hij wordt ermee geconnecteerd. Er komt een adelaar aangevlogen, terwijl de sjamaan zijn getrommel intensifieert. De adelaar grijpt patiënt nul en vliegt ermee weg, samen met alle met alle andere zielen, verbonden in een soort van DNA-streng. De adelaar gaat steeds hoger, tot ze allemaal uit het zicht verdwijnen en liefdevol ontvangen worden door de Grote Geest. De sjamaan stopt met trommelen en zingt een danklied. De Sami luisteren ademloos. “Het is volbracht,” zegt de sjamaan en glimlacht. In de verte huilt de witte wolf.
Kent u Kaya al? Ze dook zomaar op tussen de lawine aan Coronaberichten. Ik was er instant wild van. Kaya is een nieuwe haaiensoort, onlangs ontdekt in de Indische oceaan. Ik was al lang blij om eens iets te lezen dat niets met Corona te maken had. Anything. Maar Kaya liet me niet meer los, net zoals het virus al wekenlang iedereen in de ban houdt. Wtf?
Kaya’s bek ziet eruit als een kettingzaag. Elke mogelijke prooi denkt bij haar aanblik meteen aan de “Texas chainsaw massacre” en zwemt zich spoorslags uit de vinnen. Dat lukt niet altijd. Zo maken we kennis met nog een vaardigheid van Kaya: met diezelfde moordbek hakt ze haar prooi als een keurslager in hapklare brokken. Voor zichzelf, wel te verstaan. Vissen die hoopten op een nieuwe traiteur in de zwemstraat kloppen op hun kin. De wetenschapper beschrijft Kaya’s bek als het equivalent van een multifunctioneel, Zwitsers zakmes. Maar er is nog iets. Iets waar ik zonder Corona nooit zou zijn opgekomen.
In ons immuunsysteem krioelt het niet alleen van de Zwitserse zakmessen zoals killer T-cellen, Special Forces die mits een Rambo-nummertje kipkap maken van een virus, onze afweer bezigt een war room waarbij elk state-of-the-art hospitaal verbleekt. Haar soldaten zijn even divers als het allegaartje helden die in The Lord of The Rings de orks van slechterik Saruman bekampen. Macrofagen, bijvoorbeeld, zwelgen als overijverige Pacmannetjes indringers met huid en haar naar binnen. Dendritische cellen zijn de verkenners in de voorpost: vanuit het struikgewas whatsappen ze aan T-cellen wat voor soort vijand ze in de smiezen hebben en welke logistiek er nodig is om de target uit te schakelen. B-cellen produceren vervolgens in hun ateliers aan een waanzinnig tempo antilichamen en laten die door Deliverookoeriers op de virusmacho’s plakken, als Dalton voetboeien die hen beletten om gezonde cellen binnen te dringen. Het immuunsysteem is behoorlijk rancuneus en slaat elke indringer op in haar olifantengeheugen. Voor verzoensessies met een bemiddelaar bedankt ze met een monkellachje. Volgende keer staat de voorhamer of Walther PPK gewoon klaar om diezelfde indringer een lesje te leren: “Wat komt gij hier nog zoeken, loser?” Maar wat als er een indringer opdaagt die nooit eerder is gezien en zich als een te duchten tegenstander profileert? Eentje die ons met een blitzkrieg en grof geschut op snelheid tracht te pakken? Een contingent Covid 19?
In de war room staat de telefoon meteen roodgloeiend. Er wordt koortsachtig gezocht in de immense bibliotheek aan antilichamen, maar geen enkele blijkt geschikt voor het nieuwe gevaar, als een slotenmaker die ondanks een gigantische sleutelbos geen enkel exemplaar vindt voor die kleredeur. Vooralsnog geen paniek: de ingenieurs worden uit hun bed gebeld en gaan stante pede aan de slag om een nieuw antilichaam te ontwerpen. Het opleveren van dat staaltje hightech is cruciaal om de nieuwe indringer onschadelijk te maken, weten ze. Daar zijn ze best goed in, ook al kost het de nerds van het immuunsysteem tot een week of langer om het nieuwe antilichaam uit te rollen. Soms is dat too little too late, meestal niet. Aan zelfvertrouwen ontbreekt het ze zeker niet. Is hun eigenaar immers niet nog altijd in leven, terwijl die geen benul heeft van de miljoenen aanvallen die al gepareerd zijn? Er komt dagelijks nogal wat troep langs en die beperkt zich lang niet altijd tot wat GAS-boeteachtige overlast. Een zware jongen als Covid 19, dat gaat voor elk immuunsysteem van behoorlijk schrikken tot regelrechte paniek. “Houston, we have a problem,” berichten de dendritische cellen in koor.
Kaya, de nieuwe zaaghaai, genoemd naar de dochter van de wetenschapper die ze heeft beschreven, zwemt twee- tot driehonderd meter diep onder het oppervlak van de Indische oceaan. In het pikkedonker. Ware het niet dat ze ’s nachts voor de jacht naar ondiep water stijgt en op die manier voor de eerste keer in haar geschiedenis per ongeluk in een visnet is beland, we zouden nooit over haar bestaan geweten hebben. De cellen van ons immuunsysteem zijn onze Kaya’s. Onbereikbaar diep zwemmen ze ergens in ons rond en leiden een opwindend leven waar we geen benul van hebben. De sterke verhalen die ze ’s avonds over de exploten van de dag tegen elkaar opdissen zijn een ver-van-ons-bedshow. Zelfs wanneer we bij griep zieltogend in de sofa onder ons fleecedekentje kruipen, krijgt onze onvermoeibare topafweer niet onze onverdeelde aandacht. Geen aandacht tout court. Met korrelige stem vragen we om een honingdrankje en slapen de klok rond. Klaar.
Toen vijftien jaar geleden het lekkende darm syndroom me een jaar lang teisterde, was ik op een dag de wanhoop nabij. Ik woog inmiddels 10 kilo lichter. Onder de kerselaar las ik een pocketboekje over lichaamscellen. Die hebben zelf ook een bewustzijn, beweerde de auteur. Straf, dacht ik, en nam meteen de proef op de som door een oefening in het boekje uit te proberen. Het resultaat was verbijsterend: mijn cellen leken te reageren op mijn contactname onder de vorm van een soort collectieve trilling, een gevoel dat moeilijk te omschrijven valt maar heel erg tastbaar was. De reactie was het sterkst toen ik mijn dankbaarheid naar ze uitdrukte. Sinds ik dit ontdekte, kwam er een kentering. Meer nog, na die enge ziekte ben ik nooit meer ziek geweest, een verkoudheid niet te na gesproken. Ik voel me veel sterker verbonden met het lichaam dat me huisvest en met haar niet aflatende inspanningen om het gezond en wel te houden, het immuunsysteem op kop. Het is voor mij dan ook niet zo vreemd om het immuunsysteem regelmatig te bedanken. En om te vragen wat het zoal te zeggen heeft over Corona.
‘Wij worden al te vaak bekeken als een geoliede vechtmachine, als een brok biologie,’ vang ik op. ‘Dat is erg kortzichtig: wij zien niet alleen een onderdeel van jullie bewustzijn, we zijn met alle andere immuunsystemen in de wereld verbonden in een collectief veld. Lang voor jullie erover hoorden, hadden wij al weet van Corona. Morfische resonantie, noemen jullie dat. Meer nog dan uit te vissen hoe ons tegen dit virus te verdedigen, begrijpen wij ook de hogere bedoeling van Corona. Dat de wereld tot stilstand is gebracht om de mensheid te helpen bij een ongeziene bewustzijnssprong. Quarantaine en stilte als ingrediënten voor het uitschakelen van de automatische piloot aan doe-patronen. Het zijn triggers voor een zijnstoestand waarin het contact met jullie hogere bewustzijn kan worden hersteld.” Cliché, denk ik. En ook waar. Maar wat precies is dat bewustzijn?
“Wat jullie het normale denken noemen, is niet dat bewustzijn. Jullie innerlijke beleving spitst zich veelal toe op oeverloze meningen en discussies, met het halen van een of ander gelijk als equivalent van likehonger op sociale media. Jullie raken niet alleen uitgeput door emoties als angst en kwaadheid, ook door de mentale vertalingen ervan, de verhalen die jullie errond breien, verspreiden en in stand houden, soms levenslang. Pas wanneer de stilte in jullie denkstorm neerdaalt, kunnen jullie weer contact maken met de ziel. In het bijzonder waarom ze in dit lichaam, op deze plek en tijd vertoeft. Vele zielen hebben er namelijk precies voor gekozen om deze boeiende en uitdagende tijd te kunnen meemaken, in de wetenschap dat dit een unieke opportuniteit is. Ze weten dat vanuit deze chaos, innerlijk en uiterlijk, oude patronen eindelijk kunnen opgeruimd worden en plaats maken voor een terugkeer naar het goddelijke in jullie zelf. Breek daarom uit jullie mentale kot en omarm deze kans, ik meen het! Een grotere kans voor een nieuw niveau van bewustzijn in jullie leven komt misschien niet meer. Een bewustzijn dat meer en meer gestuurd wordt door jullie hart en ziel. Dat is de transitie die Corona in de zin heeft. En omdat wij onderdeel zijn van het trillingsveld dat jullie creëren, reflecteert dat bewustzijn ook op ons. Wij behoren tot hetzelfde veld en evolueren mee, samen met de strategieën waarmee wij aan jullie zijde staan. Op fysiek niveau zien wij Covid 19 als een gevaarlijke indringer en halen alles uit de kast om die te bemeesteren – meestal met succes, op bewustzijnsniveau is het voor ons geen vijand, eerder een goddelijke boodschapper. Laat dit duidelijk zijn: wij hebben het beste met jullie voor en zijn altijd een onvoorwaardelijke bondgenoot. Omdat we van jullie houden en de grootste supporter zijn van jullie zielsopdracht in dit leven. Het komt goed. Namaste.”
Kaya de zaaghaai is niet voor niets gestorven in een Oost-Afrikaans visnet. Ze werd de metafoor voor dit stuk en deze reflecties, die ook mezelf raken. Vandaag nog liet ik me lokken in een discussie op fb. Of het gaan voor snelle groepsimmuniteit toch niet beter was geweest. Ik voelde al snel dat het ging om het halen van een soortement gelijk. Een mentaal worstelpartijtje zoals er voor Corona elke dag op televisie te bewonderen waren, met politici als absolute kampioenen. Maar ook ik deed vrolijk mee, en met mij zovele anderen. Misschien zijn de politici slechts spiegels in ons mentale labyrint.
Als ik van dat mentale spel wegblijf en in de natuur vertoef, ondervind ik steeds meer in deze periode, gebeurt er iets heel anders. Een tijdje geleden werd hier de tuin stevig onder handen genomen, er komt gras waar vroeger groeigrage coniferen en klimop de plak zwaaiden. Verbaasd bleef ik deze namiddag de klimopwortels uit de grond trekken, vaak niet zonder slag of stoot. Ze lijken schier onuitroeibaar. Ook dat werd plots de ultieme metafoor. De klimop is die wereld van drukdoende gedachten, kwam het me voor. Ze doen niets liever dan er steeds meer van te produceren en de volledige bodem te bedekken. Nu ik de laatste wortels uit de grond haal, komt er een rust in de tuin die ik niet eerder heb ervaren. Een leegte, een bewustzijn dat er altijd is geweest maar altijd overwoekerd was. De vraag hoe ons leven er na Corona gaat veranderen, krijgt uit die stilte nieuwe antwoorden. Wat ga je anders doen? fluistert de ziel. Ga je blijven rennen? Zal jouw jacht voor meer van dit of dat weer geopend zijn? Wat vind je echt belangrijk, iets dat je leven echte vervulling zou geven? Een droom die nog steeds je hart beroert maar die je tot nu onbereikbaar achtte? Een oud dispuut dat bijgelegd wil worden? Iets waaraan je halsstarrig vasthield maar klaar is om los te laten voor iets nieuws? Meet je succes af aan hetgeen je hebt moeten opgeven om het te kunnen bereiken, zegt de Dalai Lama. Dat zijn de vragen die er toe doen. Dat is zielentijd. Nu.
Kaya zwemt weer rustig in de diepten van de Indische oceaan en in het immuunsysteem heerst de gebruikelijke bedrijvigheid. Het witte laken uit de ramen is ook voor jullie. Nu nog een clean sheet in de geest. Distancing van elkaar en ons mentaal. In de stilte van ons kot horen we de ziel. Shhht, hier wordt geluisterd.
‘Hallo.’ Een man met een hoofd als de stekelige Coronabol in de tv-journaals komt van tussen de bomen op me af. Ik deins achteruit en wil het op een rennen zetten uit het bos.
‘Vrees niet,’ spreekt de mannenstem. Midden in het Coronahoofd bevindt zich een soort van mond. Wanneer hij spreekt beweegt die grappig, als bij een tekenfilmfiguur. Ogen zijn er niet, enkel taaie uitsteeksels die als een kroon de bol omspannen. Ik laat mijn vluchtplan varen en draai me om naar hem.
‘Ik heb geen kwaad in de zin,’ probeert de man me verder gerust te stellen. ‘Laat ons op die bank plaatsnemen en een praatje houden.’ Hij wijst naar een verweerde, houten bank naast het pad.
‘Oké, maar jij zit op het ene uiteinde en ik op het andere.’
‘Anderhalve meter?’ lacht de tekenfilmmond.
‘Er valt niets te lachen. Door jou zijn al duizenden mensen gestorven, capito? Who the fuck ben jij eigenlijk?’ Er valt een stilte, gevolgd door een zucht die zowel van een briesje door het bos als van Mister Corona afkomstig zou kunnen zijn.
‘Het zal je misschien verbazen, maar ik ben in wezen een goddelijke boodschapper, die het beste met de mensheid in de zin heeft.’ Ik weet niet of ik moet lachen of huilen. Ik voel me vooral kwaad worden. Razend.
‘Nu hebben we het helemaal gehad,’ snauw ik Corona-mans toe. Ik draai me een kwartslag naar hem toe en plant mijn ellenboog op de rugsteun: ‘Doodsklokken kloppen overuren, patiënten vechten voor hun leven en zowat de hele samenleving ligt er groggy bij. En jij claimt doodleuk een goddelijke boodschapper te zijn?’
‘Yep.’
‘Ga weg.’ Dat lijkt Mister Corona geenszins van plan. Ik moet denken aan Bondfilms, stel me voor dat ik mits een episch worstelpartijtje de vijand tegen de grond werk en uitschakel met een nekschot, waarna ik een denkbeeldige rookpluim van de loop blaas van mijn Walther PPK. Mensheid gered, de aftiteling kan beginnen.
‘Ten eerste,’ steekt de bizarre virusman van wal, ‘voor de mensen die sterven wordt enorm goed zorg gedragen, zoals voor elke ziel die overgaat. Deze zielen wilden maar al te graag meewerken aan dit goddelijke plan.’
‘Vertel dat maar aan de nabestaanden.’
‘Kijk, in het Westen bekijken jullie de dood veel te negatief. Een naderend einde is net vaak de trigger voor een ongeziene bewustzijnssprong, de brug naar een spirituele ontwikkeling waar elke ziel naar snakt. Dat is zo wanneer je sterft van Corona en ook van eender welke andere oorzaak. Jullie zijn zo geobsedeerd geraakt op de kwantiteit van leven, jullie gaan prat op levensverlengende doorbraken allerhande maar zijn onderweg de nood aan kwalitatieve invulling vergeten. Verder dan wat me-time of een meditatiegroepje komen jullie amper. Jullie hollen gewoon maar door.’
‘Geen slecht marketingpraatje,’ onderbreek ik zijn sermoen. ‘Moeten we dan maar gewoon allemaal gaan sterven? Collectief nog snel even een rondje bezinnen, een mystieke mantra hummen en de laatste doet het licht uit? Is het dat wat je wil?’
‘Nu spreek je vanuit je emotie en niet vanuit je ziel. Je bent nog steeds kwaad, zelfs een tikje sarcastisch als ik dat mag zeggen.’
‘Touché.’ We kijken beiden op van een buizerd die komt aangefladderd. Het is me nog steeds een raadsel hoe ze met die brede vleugels nooit iets raken terwijl ze laag tussen de bomen zoeven.
‘Ik was nog niet klaar,’ brengt hij me weer bij de les. ‘Het contact met jullie hogere bewustzijn is door al die heftige emoties ondergesneeuwd geraakt. En zelfs jullie gevoelens overschaduwen elkaar. Angst en kwaadheid domineren op het wereldpodium, maar het grote verdriet eronder schuwt al te vaak het daglicht. Het is geen toeval dat het virus vooral de longen raakt.’ Op een vreemde manier voel ik me steeds meer op mijn gemak bij de man. Zijn stem is vriendelijk en zacht. Zonder die akelige viruskop zou je er zonder problemen in de koffiebar een praatje mee aangaan.
‘Nu je het zegt, waarom de longen?’ Mijn interesse is gewekt. Ik ontspan en ga met opgetrokken knieën op de bank naar hem toe zitten.
‘Het is geen toeval dat de uitbraak in China begon. Er is namelijk een verband met de Chinese vijf elementen: vuur, aarde, metaal, water en hout. Corona is een crisis van het metaal element. Het belangrijkste orgaan dat met dit element verbonden is zijn de longen, op hun beurt weer gekoppeld aan verdriet, de dominante emotie van metaal. Dit gaat om het verdriet van Moeder Aarde. Om haar zwaar aangetaste longen.Haast letterlijk opgebrand. Tegelijk raken jullie zelf ook opgebrand in de race naar almaar meer materiële welvaart en luxe. In die mate, dat dit nog het enige doel van jullie lijkt op Aarde. Doen en hebben, daar lijkt het nog maar alleen om te gaan. Voor zijn is geen plek meer, laat staan voor bewust-zijn of spirituele evolutie. Zo gaan jullie de ondergang tegemoet, samen met Moeder Aarde. Inderdaad: het lijden van alle patiënten met aangetaste longen vertolkt de pijn en het verdriet van Moeder Aarde. Haar atmosfeer, haar adem is aan het dichtslibben met smoggerige troep. Ze stikt. Tegelijk raken rivieren, zeeën en oceanen, het water van Moeder Aarde, dramatisch verontreinigd met plastiek en chemicaliën, zonder uitzicht op veel beterschap. En het enige wat jullie kunnen denken is: dat dit maar snel weer over is zodat we weer kunnen overgaan tot de vroegere rituelen van de dag, tot business as usual. Dit verdriet is de sadness of the souls. Vele zielen op deze planeet weten al lang dat er een grote omslag nodig is en gaan gebukt onder een immense droefheid over het uitblijven daarvan.’ Iets in dat laatste raakt me en bijna pleng ik een traan, terwijl een ander deel in me zich halsstarrig blijft verzetten.
‘We doen al best veel, toch? Kijk maar naar de recyclageparken. Wij, Vlamingen, zijn sorteerkampioenen,’ opper ik fier. ‘En de klimaatplannen worden almaar ambitieuzer.’
‘Niet meer dan anecdotische gewetenssussertjes. Eigenlijk willen jullie gewoon verder doen. Een tijdelijke crisis, noemen jullie het in de media. Een oorlog die moet gewonnen worden, om vervolgens dezelfde doemdraad weer op te pikken. Maar het is geen tijdelijke crisis. Corona is een tijdelijke oplossing, en dat voor een crisis die al decennialang aan de gang is. Een crisis van Moeder Aarde, een crisis in jullie zelf. Jullie hebben niet eens door hoezeer alles en iedereen daarin met elkaar verbonden is. Het is ronduit verbijsterend hoe jullie de tak afzagen waarop jullie zitten. De afgrond lonkt. Alleen een drastische ingreep kon nog voorkomen dat jullie er met open ogen intuimelden.’ Het briesje in het bos is uitgegroeid tot een heuse windvlaag, die het gebladerte doet ruisen en de dunnere stammetjes heen en weer wiegt.
‘Stel dat je gelijk hebt, beste mister Corona, op welke manier ben jij dan in godsnaam een oplossing voor de crisis?’
‘Door jullie tot stilstand te brengen, tiens. Ik rol de rode loper uit om te gaan reflecteren in welke wereld jullie morgen willen wakker worden en leven. Jullie gedragspatronen zijn zo’n automatisme geworden dat jullie geen benul meer hebben. Dit is geen tijd om Netflix series te bingewatchen of een sixpack met trappistenbier soldaat te maken.’
‘Jij praat niet als een goddelijke gezant. Eerder als een Insta kid.’
‘God gaat heus wel mee met de tijd. Het zijn jullie die God hebben weggezet als een Bijbelse baardmans die een braambos in de fik steekt en een zee in tweeën splijt. Maar God heeft altijd een hoger plan. Veel meer dan een Insta kid wil hij het nieuwetijdskind in jullie wakker maken. Het deel in jullie dat wel zorgzaam omgaat met Moeder Aarde en elkaar, in de eerste plaats met jullie zelf. Het deel dat niet holt achter meer van dit of dat. Dat simpelweg stopt met rennen achter doelen die hooguit een kortstondige kick of dopaminestoot geven, maar nooit echt vervullen. Duurzaam, solidair en verbonden, die woorden moeten jullie nieuwe hashtags worden. Niet die hippe SUV of weekendtrip naar Barcelona.’
‘Voor een preek kan ik ook gewoon naar de kerk gaan.’ Ik heb me weer recht op de bank gehesen, vouw mijn handen tegen elkaar en staar naar de grond. De Corona-man versaagt niet.
‘Je kan ook gaan voor een nieuw niveau van harde maar liefdevolle eerlijkheid,’ stelt hij onverstoorbaar. ‘Eerlijkheid met jezelf en met de wereld. Dit is een tijd om te bezinnen over hoe die nieuwe wereld vorm te geven, hoe met zijn allen die grote transitie te maken. Razend spannend, dat wel, maar noodzakelijk om als ziel de stap te zetten waarvoor jullie in dit leven altijd al wilden gaan. Herinner je waarvoor je werkelijk op Aarde bent gekomen. Herinner je wie je in wezen bent.’
‘Zo gemakkelijk is het allemaal niet,’ zucht ik.
‘Zo gemakkelijk als na een perfecte krul van Kevin De Bruyne de bal in een leeg doel te koppen, tenminste indien jullie alle emoties zouden toelaten in plaats van ze weg te duwen. Voel en beleef ze intens en laat ze dan los, samen met alle starre denkpatronen die jullie gedrag in stand houden. Eens jullie door die barrière heen zijn, ontstaat alles vanzelf op manieren die jullie niet voor mogelijk achtten. Jullie verzetten tegen het goddelijke plan is niet onmogelijk, er is altijd de vrije wel, maar dat zal tonnen energie kosten en een nog pijnlijker afloop kennen. Besef dat dit plan er is om jullie te helpen, niet om jullie te dwarsbomen.’
‘Daar hebben we anders nog niet veel van gemerkt.’
‘Dan zijn jullie ziende blind. Waar vroeger dikke smog over miljoenensteden hing, ademt iedereen nu zuivere en frisse lucht. In de kanalen van Venetië kan je voor het eerst in tijden weer de bodem zien en zwemmen de dolfijnen rondjes. Balkongezangen verwarmen dagelijks de harten en verbinden mensen over elke rang en stand. De solidariteit onder mensen en de wil om een gezamenlijk doel te bereiken is nog nooit zo unaniem en sterk geweest. Wanneer in de wereld alle neuzen in dezelfde richting wijzen, en dat is op dit moment meer het geval dan ooit tevoren, dan is alles mogelijk. Een duurzame en eerlijke economie, niet langer dat niets ontziende winstbejag. Een opgeschoonde planeet, niet langer die massale uitstoot van fossiele brandstoffen of dat dumpen van plastiek. Een solidaire en wat tragere samenleving waarin iedereen meekan, waar generaties, rassen, kleuren en voorkeuren harmonieus samenleven. Moet ik nog doorgaan?’ De buizerd vliegt op en sjeest als een acrobaat tussen de bomen.
‘Zie je die vogel? Zo’n brede vleugels en toch raakt hij niets in dit dichte bos. Omdat hij zo in de flow zit, dat hij met vertrouwen rakelings langs alle obstakels vliegt. Net zo elegant als water dat moeiteloos rond een steen in de rivier vloeit. Dat kunnen jullie ook. Gezonde lucht en longen maken het mogelijk om te leven, maar water evenzeer. Zonder water geen leven. Jullie moeten terug de vrouwelijke natuur in jullie naar boven halen. Eerst zijn, dan pas doen. Rust en herstel. Reflectie en meditatie. Vernieuwing. Hergeboorte.’
‘Gaat het virus dan weg?’
‘Als sneeuw voor de zon. Het virus is een metafoor. Eens je die begrepen hebt, vervalt mijn reden tot bestaan. En als ik nog een tip kan geven…’
‘Behalve anderhalve meter afstand houden, in ons kot blijven en onze handen wassen als dwangneuroten?’
‘Een krachtvoorwerp kan je extra bescherming geven, dat extra zetje. Meer bepaald een icosahedron.’
‘Pardon?’
‘Een metalen of kristallen balletje dat gevormd wordt door precies twintig driehoekige vlakken. In plaats van een rush op wc-papier waren jullie beter gaan rennen voor een icosahedron. Dat sacrale voorwerp is verbonden met het vrouwelijke waterelement en staat voor het begin van een nieuw bewustzijn. Wanneer je vastzit in automatische en starre emoties en denkpatronen, zal dit je helpen die te doorbreken. Wanneer dat lukt zal je zielsopdracht weer helder worden en loopt het realiseren van dat nieuwe bewustzijn als vanzelf. Verwacht je aan het onverwachte met dit krachtvoorwerp, soms heftig, in jullie levens en op Aarde, maar steeds in de goede zin. Het is tegelijk een talisman en een geheime coach. Lukken jullie in die grote en langverwachte doorbraak, dan wordt die onmogelijk geachte droom werkelijkheid. Die droom van een hele mensheid.’
De Corona-man overstelpt me met nog meer weetjes. Zo legt hij uit dat het genoom van een verkoudheidsvirus verpakt is in een proteïnenschil, precies in de vorm van zo’n icosahedron, maar dat een Coronavirus dergelijke schil heeft afgeworpen en zich daardoor ongebreideld heeft ontwikkeld en zichzelf daarbij van allerlei vervelende snufjes voorzien. Zo blijkt het Coronavirus erg slordig in het copiëren van zijn RNA, de virustegenhanger van DNA. Het maakt bij die operatie constant fouten zodat mutaties aan de orde van de dag zijn. Die leiden dan weer tot nieuwe, al dan niet schadelijker eigenschappen. Net zoals de mens een almaar grotere impact heeft op de Aarde en zo een negatieve, oncontroleerbare spiraal in gang aan het zetten is. Kettingreacties die niet meer te stoppen zijn. Ook daar blijkt Corona weer een metafoor. Zo in het groot, zo in het klein. Zo boven, zo beneden.
‘Daarom,’ besluit hij, ‘is het opschonen van jullie blauwdruk zo van belang. Gebruik die thuisquarantaine om af te stemmen op de fluisterende stem van je ziel in plaats van mee te surfen op het opbod aan schreeuwerige bezigheidstherapieën. En zet die smartphone eindelijk eens uit.’ De Corona-man staat recht en dus doe ik dat ook. We kijken elkaar aan. Even vraag ik me af of hier een knuffel van gaat komen. Dat lijkt me alsnog riskant.
‘Mij moet je niet omhelzen,’ raadt hij mijn gedachten. ‘Omhels eerder de stilte in jezelf. Omhels de les die ik je verteld heb. Luister naar je ziel en alles komt goed.’ En weg is hij. Zijn silhouet verdwijnt tussen de bomen, terwijl ik verweesd maar hoopvol achterblijf. Zijn boodschap is niet makkelijk en had wat vriendelijker gekund,. Maar soms moet je geschud worden of er gebeurt niets. Dat besef ik ook, samen met: yes we can. Ik wuif hem na, hij is al verdwenen, neem de uitdaging aan. Dit is het grote schudmoment voor de mensheid. Onze big shake-up, zoals in een sneeuwbol, waarna alle hectiek naar beneden dwarrelt en de stilte ons leidt naar nieuwe horizonten. Naar een nieuw evenwicht, een nieuwe wereld. Nu is het aan ons.
Wat is een echte man? Het stoere type met trendy outfit en het hart op de juiste plaats doet de laatste tijd een gooi naar de oppergaai. Een Tom Waes. Rudi Vranckx. Mannen die geen uitdaging schuwen en zich tegelijk laten raken tot onder de bast. Ze gaan op zoek naar menselijke verhalen over moed, broederschap en liefde op zowel hoopgevende als troosteloze plekken, soms in hellegaten. Of ze de definitie van een echte man zijn, weet ik niet. Er zijn nog tig andere talenten en karakters die in aanmerking komen: de ene een vat vol spirituele wijsheid of eerder down-to-earth, de andere een begenadigd denker of ethisch ondernemer. Een Ton van der Kroon of een Yuval Noah Harari, om er twee te noemen. Al deze mannen hebben gemeen dat ze de wereld op hun manier een stukje beter willen maken. Ze gaan voor dat kleine verschil dat ertoe doet, voorbij de anecdote of het cliché.
Soms lijkt het alsof er grofweg maar twee soorten mannen zijn. De vermelde “echte” mannen waar we naar opkijken, en daarnaast de brokkenmakers die er overal ter wereld een potje van maken. Dat gepolariseerde en simplistische plaatje klopt echter niet. Tussen die twee uitersten bevindt zich nog een breed spectrum aan mannen die op zoek zijn naar hun plek en identiteit, en dat in een wereld in – heftige – verandering. Omdat de brokkenmakers veel meer opvallen, kunnen we er niet omheen. Het idee ontstond om deze mannen eens te bekijken vanuit een niet alledaagse invalshoek: de chakra’s. Dat zijn energetische levenswielen die volgens een eeuwenoude, oosterse leer in elk van ons aanwezig zijn, zeven in totaal en elk ervan gerelateerd aan een aantal kwaliteiten. Wanneer ik de laatste tijd de kranten lees, zie ik hoe er steeds meer stokken in deze levenswielen worden gestoken. WTF?
De eerste chaktra of wortelchakra gaat over aarding en duurzaamheid, over stabiliteit en het lenigen van basisnoden. Het eraan toegekende archetype is de moederfiguur. Daar moest ik aan denken toen ik las over een nieuw en verbijsterend fenomeen in Oeganda. Nadat vrouwen zijn bevallen gaan de vaders er massaal aan de borst, in tweede instantie pas de baby. Niet uit nieuwsgierigheid of door een erotisch fantasietje, neen, de kersverse vaders drinken elke dag en ze drinken veel. Zodanig zelfs dat er niet genoeg moedermelk voor de baby’s overblijft en ze bovendien schadelijke bacteriën voor hun nieuwe kroost achterlaten. Het gevolg laat zich raden. Baby’s raken ondervoed en/of bezwijken wegens gebrek aan weerstand tegen die bacteriënstorm. Huh? De ene reden die ze voor dit gedrag opgeven is al gekker dan de andere, maar uit onderzoek blijkt dat het vooral een middel is om de aandacht van de vrouw voor de baby terug te claimen. Om haar duidelijk te maken dat ze nog altijd zijn bezit is en hij op de eerste plaats komt. Een grotere metafoor voor wat we Moeder Aarde aandoen konden we niet bedenken. We beroven haar in sneltempo van al haar grondstoffen, maken haar ziek met tonnen plastic en pesticides en onthouden de toegang tot haar bronnen voor wie het broodnodig heeft. Grote bedrijven en corrupte overheden, gerund door een klein kransje machtige mannen, liggen aan de basis van deze niets ontziende rooftocht. Toch zijn er ook tegenbewegingen, geleid door moedige activisten en vele lokale helden. Ze winnen steeds meer terrein, zoals bij de klimaatprotesten van de jeugd onder leiding van Greta Thunberg. Een strijd van David tegen Goliath? “Je bent nooit te klein om het verschil te maken,” stelt Greta onvervaard.
De tweede chakra gaat over welzijn, veiligheid, creativiteit en seksualiteit. Wat dat laatste betreft blijven de MeToo-verhalen de kop opsteken en wordt het slechtste van de man – terecht en eindelijk – tegen het licht gehouden. Ook het aspect veiligheid eist meer en meer een hoofdrol op in de media. In Kamp Waes, een reality programma waarin een stel kandidaten tot het uiterste werd gedreven om een serie selectieproeven van de Special Forces tot een goed einde te brengen, begeleiden twee doorgewinterde veteranen hun straffe avonturen. Ze zijn bikkelhard, dat is volgens hen nodig om het kaf van het koren te scheiden. Een van deze Special Forces veteranen zegt manhaftig in een interview: “Mensen zijn niet klaar om te weten wat voor gruwel er in de wereld gebeurt”. Zonder het te weten bezigt hij hiermee het recept van heel wat extreme leiders. Zij die het hebben over het leger vluchtelingen dat de welvaartstaat bedreigt, over oneerlijke handelspartners die onze portemonnee leegroven tot nucleaire kikkers in de poel van de buurman. Hun boodschap luidt: “Jullie kunnen dit of dat niet aan, jullie hebben absoluut sterke leiders nodig om veilig te blijven. Stoere, mondige mannen zoals wij, die met de spierballen kunnen rollen en ongewenste sujetten op afstand kunnen houden. Die met een oneliner of tweet de hele wereld een poepje kunnen laten ruiken.” Wat hen daarbij helpt, is om het vermeende gevaar vaag of onbekend te houden of een loopje te nemen met de waarheid. En wanneer we ons niet veilig voelen, komen we ook niet tot creativiteit. Cultuur wordt dan weggezet als een luxeproduct voor de elite, geslachtofferd bij een eerstvolgende besparingsronde. Dat past in het nieuwe zwart-wit-denken van een groeiend aantal politieke partijen, die steeds dichter aanschurken bij een onveiligheidsnarratief en die de zoektocht naar elk creatief compromis saboteren met tribaal tromgeroffel. Toch zijn ook hier lichtpunten, als je ze kan zien. In Kamp Waes zat bijvoorbeeld een deelnemer met een stotterprobleem die zijn schaamte hierover had overwonnen en zich ontbolsterde tot de perfecte Special Forces operator. Hij werd een instant rolmodel voor stotteraars van 7 tot 77. Zijn getuigenis bleef meer aan de ribben kleven dan de bovenmenselijke prestaties van alle deelnemers bij elkaar.
Dat verhaal brengt ons naadloos bij de derde chakra of zogenaamde zonnevlecht. Die gaat over eigenwaarde, persoonlijke groei, wilskracht en keuzevrijheid. Net op het moment dat ik dit neerschrijf, bericht de krant over de tsunami aan burn-outs. Een expert heeft het daarbij over het toenemende gebrek aan ontplooiingsmogelijkheden op het werk. Je wordt aangenomen voor iets specifieks maar je andere talenten of ambities krijgen weinig of geen aandacht. De werknemer wordt een onderdeel van een geolied en sneldraaiend raderwerk, en dit voor het opleveren van goede kwartaalcijfers en dividenden. De ontwikkeling van de werknemer en mens wordt daarbij steeds vaker geofferd op het altaar van de groeireligie, eerder dan dat de economie de mens dient. Het systeem dat eraan ten gronde ligt wordt gecontroleerd door mannen die de altijd-meer-mantra dagdagelijks opdreunen en top-down verspreiden, als een imam die een paar keer per dag door een luidspreker bovenop een minaret oproept tot het gebed. Maar het gebed van deze mannen luidt heel anders: “Meer! Sneller! Agressiever! Meedogenlozer! Show me the money!”
In de derde chakra worden evenzeer brokken gemaakt op het vlak van keuzevrijheid, gekoppeld aan een drang naar instant gratificatie. We zien iets op Internet en willen het meteen. Kan perfect. Mits enkele kliks wordt het nog diezelfde dag afgeleverd, ten laatste morgen. Dat doen we niet alleen met dingen. Op Tinder kan je iemand letterlijk wegswipen en degene die je wel aanstaat meteen op date vragen. De dromen die sluimeren in mannen en soms jaren aan doorzettingsvermogen vragen om ze naderbij te brengen, raken ondergesneeuwd door onze verslaving aan kortetermijnkicks. Dat korte opstootje van dopamine, soms al uitgewerkt na een paar seconden. De man krijgt daardoor geen voeling meer met zijn hogere doelen of dromen die voor zielsvervulling kunnen zorgen. Gelukkig zijn ook hier voorbeelden dat dit zo niet hoeft te zijn, getuige de mannen die in het begin van dit stuk werden vernoemd. En hoe zit het met ons?
De vierde chakra is ronduit de belangrijkste van allemaal: de hartchakra. Het hart beïnvloedt niet alleen de drie lagere chakra’s, ook de drie hogere. De hartchakra staat niet voor niets in het midden. We voelen ons goed wanneer we ons hart centraal weten te stellen in alles wat we denken, zeggen en doen. Onnodig te illustreren dat de brokkenmakers van deze tijd afgesloten van dat kostbaarste orgaan geraakt zijn. Ze hebben er een stevig schild rond gebouwd, in die mate dat ze zelfs geen authentieke emoties meer kunnen of durven doorvoelen. Angst, kwaadheid en verdriet worden weggeduwd en maken van deze mannen ijskoningen, die zweren bij de wetten van de gruwelijk berekende ratio. Alleen al het woord “hart” doet hen met de ogen rollen. Het is iets wolligs dat hen in de weg zit en schijnbaar makkelijk kan weggeflikkerd worden. En toch zal de kracht van het hart altijd overwinnen, ook al is het soms over vele levens en generaties heen. Echte, onvoorwaardelijke liefde heeft engelengeduld. Tonnen moed en doorzettingsvermogen, zoals de wortel van een bloempje zich finaal weet te wurmen tussen de voegen van een trottoir en ons, tegen alle verwachtingen in, haar pracht schenkt op een plaats waar je het nooit verwacht had.
De vijfde of keelchakra is misschien wel de chakra die het in de huidige tijd het zwaarst te verduren krijgt. Gematigde stemmen worden weggedrumd en vervangen door de Thierry Baudets en Tom Van Griekens van deze wereld, naast een trits wereldleiders die het populisme tot een nieuwe woordkunst verheven hebben. De bekende historicus Yuval Noah Harari zegt hierover: “Je kunt stemmen voor om het even wie, maar je kunt niet kiezen wat waar is. In welk land je ook leeft, als je de democratie wil vrijwaren, stem dan op politici die de instellingen die de waarheid onderzoeken en bekendmaken respecteren: de media, de rechtbanken en de academische wereld. Populisten vrezen de waarheid omdat ze die niet kunnen controleren en dus beweren ze dat de waarheid niet bestaat. Deskundigen die wijzen op ongemakkelijke waarheden worden uitgeroepen tot verraders die zich verzetten tegen de wil van het volk.” Steeds meer dergelijke regimes houden de mensen nauwlettend in de gaten via systemen die Big Brother doen verbleken. Waar is in deze polarisatie de plek van de man? Het lijkt alsof je alleen nog maar de keuze krijgt tussen het nabekken van populisten of een gevaarlijke tegenstem, waarbij sociale media worden ingezet voor het verspreiden van dubieuze boodschappen of om iemand genadeloos en grofgebekt neer te sabelen die het daarmee niet eens is.
De zesde chakra bevindt zich ter hoogte van het voorhoofd en staat voor wijsheid, inzicht, intuïtie en kennis. Het archetype is de wijze dorpsoudere of de goede tovenaar, zoals Gandalf in the Lord of the Rings. Ook deze chakra staat onder enorme druk. Het inzicht dat in het ecosysteem van de Aarde alles met elkaar samenhangt is ver zoek geraakt. Bomen worden overal ter wereld gekapt met voetbalvelden tegelijk, vervuild water nog vuiler gemaakt en de ontsporing van het klimaat tragisch onderschat. Alsof het iets is dat buiten ons staat en waar we geen deel van uitmaken. Alsof die vervuiling ons lichamelijk en geestelijk niet raakt, terwijl het indicaties regent van het tegendeel. Intuïtief weten we dat het erg linke boel aan het worden is, en toch handelen we er niet naar. De wijze oudere komt niet vaak in beeld, maar als het toch een keer gebeurt worden we stil. Met een zin zeggen ze meer dan in andermans discours van duizend woorden. Wie we wel overvloedig zien in de media zijn oudere mannen aan de top van de ladder die uitblinken in opruiende praatjes, het zaaien van verdeeldheid en het zwelgen in verbittering. De Amerikaanse presidentsverkiezingen worden beheerst door enkele mannen van bijna tachtig met elk hun fanatieke strijd. Ze gebruiken gewiekste marketingboys om via een stortvloed aan advertenties de emoties in hun voordeel te bespelen. Meesters in manipulatie zijn gegeerde campagneleiders, niet de schrijvers van charismatische speeches die een volk kunnen begeesteren en verenigen. Een nieuwe Nelson Mandela staat vooralsnog niet op.
De zevende of kroonchakra tenslotte gaat over onze verbinding met de spirituele wereld. Op dat gebied zijn we de laatste decennia in een vacuüm beland. De kerken lopen leeg en de zingeving zoeken we elders. We hebben misschien wel het toppunt van de materiële wereld bereikt, waarin de nadruk uitsluitend komt te liggen op hebben: dat droomhuis, die winterbarbecue, Netflix, een citytrip naar Berlijn. Maar hoe zit het met ons zijn? Hoeveel dingen we ook begeren, de zoektocht naar diepere betekenis is er nog wel degelijk. Na het afserveren van de rigide Kerk komt die nu vooral tot uiting in het relationele. In de kwetsbare revelatie van wie je werkelijk bent tegenover een partner of vriend(in), met alle bergen en dalen die je daarbij in het leven doorkruist. Het is vaak geen makkelijk parcours, maar was een dergelijke zoektocht dat ooit?
De vraag is waar we als man in dit brokkennarratief staan. Kijken we vanop een veilige afstand toe of bevinden we ons er middenin? En tot welk denken of actie komen we? Een ding is zeker. De “echte” man is geen hedendaagse held à la Rudi Vranckx. Hij is geen geweldige journalist, heeft geen strak sixpack, loopt niet de Maraton des Sables en lokt geen volle zalen met ravissant ideeëngoed. De echte man staat evenmin aan de zijlijn te lurken aan de flessenhals van een Desperados, terwijl hij vingervlug swipet doorheen het nieuwste facebook- of Instagramvoer en heel even moet lachen om dat youtubefilmpje met dat hondenkunstje. De echte man is niet uitzonderlijk, maar zweert wel bij zijn integriteit en is ten allen tijde betrokken. Hij is niet onverschillig tegenover wat in de wereld of in zijn directe omgeving gebeurt en toetst alles wat op hem afkomt af aan zijn diepere waarheid en gevoel van immanente rechtvaardigheid. Zijn hart vormt de hoeksteen en de bril waardoor hij naar de wereld kijkt. Hij is in staat om het hogere doel te zien boven alle twijfelachtige kortetermijnvoordelen. Natuurlijk handelt hij er niet altijd naar en wordt hij net als veel andere mannen meegesleept in de maalstroom van deze tijd, maar zijn zuivere intenties zijn en blijven altijd aanwezig. Natuurlijk zou het best kunnen dat alles eerst nog meer op de spits moet worden gedreven alvorens hij tot actie komt, maar als het gebeurt zal hij klaarstaan en zijn verantwoordelijkheid opnemen. Natuurlijk houdt hij het liever comfortabel en zal hij vooralsnog niet meedoen aan een protestmars voor een ethisch doel. En door die fenomenale korting gaat hij misschien toch overstag voor die nieuwe SUV, ook al weet hij dat die bolides op vele vlakken schadelijk zijn. Toch zal die echte man altijd in hem blijven sluimeren, zal hij verder uitgedaagd worden en innerlijk blijven groeien.
Echte mannen zijn niet vreselijk bijzonder. Daarom zijn ze net talrijk en in staat om een verschil te maken. Ze hebben vooral nood aan meer verbinding met elkaar en met zichzelf, om elkaars moed en innerlijke queeste te voeden. Het geloof in iets dat hen overstijgt, iets dat hen dooradert met stromen van nieuwe energie en bewustzijn. Dat laatste zetje komt er en het komt er snel. De wereld verandert in sneltempo in een achtbaan waar het status quo en business as usual niet langer een optie zullen zijn. De echte man zal zich niet wegsteken. Hij zal wakker worden en de roep van zijn ziel om tot authentieke actie te komen beantwoorden. Misschien is dat wel de definitie van een echte man: een zoeker en twijfelaar die nooit vergeten is dat hij een hoger doel dient.
En mocht je dit lezen en je bent een vrouw, dan zullen we ons nederig voor je opstellen en ons succes afmeten aan hoe jullie ons zullen beoordelen. Als echte mannen zullen we luisteren en ernaar handelen. We zullen ons innerlijk leiderschap aanspreken en omzetten in concrete daden op het moment dat we niet langer afzijdig, laat staan onverschillig kunnen toekijken. Dat zal onze manier zijn om deel te nemen aan de creatie van een betere wereld. Omdat we dat diep vanbinnen allemaal willen. Yes we must. Yes we can.
2020 startte met een blitzkrieg. Op 3 januari schakelde een Amerikaanse raket een Iraanse generaal uit. Diezelfde dag vierde Greta Thunberg haar zeventiende verjaardag. Tussen die twee gebeurtenissen is een verband. De roaring twenties zijn begonnen.
Gisteren las ik het boekje “Niemand is te klein om het verschil te maken”, een bloemlezing van de speeches van Greta Thunberg. Waanzinnig intelligent en confronterend zijn de adjectieven die telkens weer in me opkwamen. Beremoedig ook. Een understatement, wanneer je autistisch bent en terecht komt in iconische zalen met wereldleiders en politici boordevol zelfvertrouwen. Wanneer je ontieglijk veel supporters hebt, maar ook weggehoond en beschimpt wordt door haatclubjes. Dat ze een hysterica en doemdenkster is. Dat ze haar mond moet houden en beter naar school zou gaan. Want de oplossing, zo claimen sommigen, zit in de technologie, weliswaar nog onbestaand of hooguit pionierig. Diezelfde jeugd, wiens toekomst op het spel staat, moet maar een deux ex machina uit zijn hoed toveren om de klimaatontsporing onder controle te krijgen, orakelen de critici. Gaat niet gebeuren, pareert Greta onverstoorbaar. Daarvoor is het probleem te complex. Steeds weer verwijst ze daarbij naar cijfers uit wetenschappelijke hoek. Die bevatten een staalharde en ongemakkelijke waarheid, namelijk dat dit het laatste decennium wordt vooraleer het kantelpunt bereikt wordt. Het punt waarop de klimaatveranderingen onomkeerbaar worden en elkaar versterkende kettingreacties op gang zullen komen die alles nog gaan versnellen en tot niets minder dreigen te leiden dan de ondergang van het menselijke ras. Daarom vindt Greta dat we moeten panikeren: ons huis staat in brand en we staan erbij en kijken ernaar. Soms letterlijk, zoals op dit eigenste moment in Australië. Een grotere metafoor is niet denkbaar.
De angst voor dat doembeeld is zo groot dat we grijpen naar verschillende mechanismes om het weg te drummen. Ook al zien we de desastreuze gevolgen van de klimaatopwarming jaar na jaar toenemen, we geloven nog steeds niet dat het een pokkevaart zal lopen. Of toch niet in onze contreien, zolang deze blijven ontsnappen aan rampen die we in de journaals op televisie zien. We lezen artikels en blogs die intellectueel en dus geloofwaardig in de oren klinken, soms van gereputeerde namen, die technologie optimisme tot een nieuwe religie verheffen en Greta wegzetten als een grofgebekte en krankzinnige puber. Onze mindfuck bestaat erin dat we ons onder geen beding zien als degene die in een hippe tent onbezorgd de charleston danste op de vooravond van de beurscrash van 1929. En we zitten al zeker niet op het Bridge Deck van de Titanic te nippen aan een brandy in sociaal aimabel gezelschap vol gevatte conversaties, luttele minuten voor de botsing met een ijsberg. Want wij weten het zeker: geen ijsbergen hier. Klimaatopwarming? Liever zappen naar The Voice of het nieuwe seizoen van The Handmaid’s Tale.
Tot nader order hoeven we niet echt veel te veranderen, maken we mekaar wijs. Die comfortabele levensstijl is nu eenmaal ook te lekker, te vanzelfsprekend. Taken for granted. Die willen we graag behouden. Anders moeten gaan nadenken over mobiliteit zou al ondraaglijk lijden in ons hoofd kunnen teweeg brengen. Dus laat maar verder aanrukken, die fossiele brandstoffen. En waarom zitten die dekselse Amerikanen in Irak? Precies, het geurt er naar verse olie. Haast elk conflict in de wereld heeft wel een achtergrond van wat daar onder de grond valt op te spitten – of spuiten. Meer nog dan religie. Donald schakelt niet zomaar een Iraanse generaal uit. Dat het geen heerschap was die hield van een rondje chanten van “Give peace a chance” in een meditatiecirkel, was wel duidelijk. Dat hij de Amerikaanse belangen meer dan behoorlijk in de weg zat, was dat nog een pak meer. Amerikanen, Russen, Chinezen, Europeanen etcetera, overal waar grondstoffen te rapen vallen, proberen grootmachten hun voet te zetten en armworstelen ze met elkaar om het lekkerste deel van de buit. En als het overhoop tweeten van de tegenstander niet meer volstaat, gooien we wel eens een pittiger projectiel. Dan houdt iedereen even de adem in en hoopt dat het na een tijdje weer zal kalmeren. Alleen al dat de prijs aan de pomp stijgt na weer eens een vijandig nummertje, doet ons al sakkeren. Maar rijden – en vliegen – zullen we. Vandaag. Morgen. Overmorgen. Altijd en zolang de voorraad strekt. O, maar dan gaan we toch electrisch? Die transitie is al volop bezig, meneer. Klopt, maar die elektriciteit komt ook weer van ergens en vooralsnog in erg beperkte mate van duurzame bronnen. Bovendien bevatten electrische wagens tot zeven zeldzame metalen, die ook weer enkel in bepaalde landen te vinden vallen – vooral in China. Ander terrein, zelfde strijd.
De Donald in onszelf wil niet dat we onze levensstijl grondig in vraag stellen. En indien we dat al doen, staan we niet te springen om die te hertekenen naar een significant duurzame versie. Sinds ik haast dagelijks fiets en nog maar zelden de auto neem, word ik me steeds meer bewust van de niet te stoppen mallemolen waar we in terecht gekomen zijn. Dat is niet onze schuld. We zijn erin gegooid en met schuldgevoelens schieten we niets op. Ik zie de auto’s voorbijrazen en observeer de gejaagde, norse gezichten achter het stuur en denk: wat een waanzin. Het heeft me jaren gekost om de relatieve traagheid van een fiets te leren appreciëren, als een drug waarvan ik zelf moest afkicken. Ik begrijp als geen ander hoe moeilijk het is om die omslag te maken en zelf ben ik er ook nog lang niet klaar mee. Zozeer is de materiële wereld een drug geworden, waarbij dezelfde mantra’s in ons hoofd blijven gonzen: “Sneller! Meer! Onmiddellijk!”
De roaring twenties gaan ons door elkaar schudden en dat is goed. De uitdaging wordt om zowel contact te maken met de Greta als de Donald in onszelf en het niet te zien als een gevecht van David tegen Goliath. Het is geen strijd van klein tegen groot, van goed tegen kwaad. Het is de metafoor van een bewustzijnssprong in onszelf. Dat wordt de grote uitdaging van het volgende decennium. We moeten die twee innerlijke delen, de Greta en de Donald, niet veroordelen of wegflikkeren maar de hand reiken. We moeten onze Donald bedanken voor alles wat hij met verve en in volle overtuiging voor ons gedaan heeft en hem dan met een mooie afscheidsparty ontslaan. Alle leiders die stoere taal en misleidende praatjes hanteren om de oude wereldorde in stand te houden dienen ons niet langer. De materialistische dogma’s en patriarchale preken hebben hun tijd gehad. Tegelijk moeten we contact maken met de Greta in onszelf, die de harde waarheid niet langer uit de weg gaat en de moed vindt om een nooit geziene transformatie aan te gaan. Een omslag naar een duurzame en eerlijker wereld, waarin het bewustzijn het materiële plaatje overstijgt en een nieuwe dimensie betreedt van innerlijke rijkdom en spirituele diepgang. Dat het heftig kan worden, mag ons daarbij niet afschrikken. We hoeven het immers niet alleen te doen. Als we de handen in elkaar slaan, is er waanzinnig veel mogelijk. Met onze vrienden, onze buurt, onze stad, regio, ons land. Met internationale, grensoverstijgende samenwerking zoals de wereld er nog nooit een gezien heeft. Maar eerst in onszelf. Daar begint het. Niemand is te klein om het verschil te maken.
Recente reacties